Overbrugd

Overbrugd

donderdag 3 juli 2025

Een foto... ravage... een wit-roze knuffelbeer... waar is zijn baasje... handjes die liefkoosden...

Trouw kopte afgelopen woensdag: 'Mensen kwamen hier om een pauze te nemen van wat ze hebben gezien.' In kleine letters werd verslag gedaan van de gebeurtenis. Café al-Baqa was een geliefde plek voor veel Palestijnen in Gaza om even te ontspannen. Maandag werd het geraakt door een Israëlische raket, met tientallen doden tot gevolg. De koffietent aan de rand van Gaza was een populaire ontmoetingsplek voor studenten, activisten, journalisten, maar ook voor ouders met jonge kinderen. De eerste berichten hadden het over 41 doden, 75 mensen gewond waarvan sommigen in kritieke toestand verkeerden. Een ooggetuige vertelde: 'Het was een bloedbad. Ik zag stukjes lichaam alle kanten op vliegen, lichamen die verminkt of verbrand waren. Iedereen schreeuwde het uit.' Op het bewuste moment was er een kinderfeestje aan de gang. Kinderschoentjes lagen her en der, in het midden lag een grote wit-roze knuffelbeer. Was beer een cadeau voor de jarige kleuter of was beer al lang het trouwe vriendje van een kind. Het Israëlische leger erkende dat het de aanval heeft uitgevoerd, Hamas was het doelwit. De aanval zou onderzocht worden, maar er is nog geen verklaring gekomen. Over de krant heen keek ik naar de zinderende tuin, waar de hitte het groen deed verflauwen. Traag hipte een merel tussen de bloemen. Mensen in Gaza zochten de verkoeling, de afleiding, een gesprek over het leed, wat zo gewoon lijkt te worden. Maar het is niet gewoon, het is het laagste waartoe mensen in staat zijn: die ander, die weerloze, vernietigen. En in die vreselijke oorlog, die maar duurt en duurt, was het café een plek van even op adem komen. Een menselijke, een veilige plek totdat...Het voelt lastig om even de stad in te lopen, even bijkomen op een terras, onder een parasol met koffie of een wijntje.Je bent er mee bezig, maar je kunt niets. Af en toe is er een demonstratie, de rauwe en moordende werkelijkheid in Gaza blijft. Hoe lang nog? Ik moet denken aan een Christusbeeld dat ik ooit zag in een kerk in België. De armen ontbraken, maar daardoor werd het zo beklemmend. In het steen stond de gebeitelde tekst: 'Ik heb geen andere handen dan de uwe'. Machteloosheid die soms overgaat in schuldgevoel...

  


 

maandag 30 juni 2025

Soms rijgen zich 'losse elementen' tot een fraaie ketting van herinneringen. Zo verging het mij bij de kerkdienst van afgelopen zondag. Ds. Lieke van Houte ging voor, zij is verbonden aan onze gemeente en in haar preken bespeur ik passie en gloed. Het begon al bij het openingslied 'Dit is een morgen'. Ongemerkt dwaalden mijn ogen naar het gedicht op die zelfde bladzijde. En daar was de herkenning: 'Zondagmorgen' van Ida Gerhardt. Ooit had ik dit gedicht voor radio IJsselmond besproken bij het levensverhaal van deze talentvolle dichteres. Het was prachtig en in gedachten zag ik haar levensgezel Marie van der Zeyde bezig met het dekken van de ontbijttafel. Gedachten zijn niet te stoppen. Ik was weer in Oosterhout en had een interview met broeder Nico Wesselingh. We kwamen op Ida Gerhardt terecht vanwege meerdere liedteksten van haar hand. Hij vertelde met een glimlach dat zij ooit eens de abdij bezocht en ook de maaltijd met de broeders gebruikte. Kennelijk duurde het te lang en riep ze wat kribbig: 'Kan er niemand voorbidden?' Hij mocht de samenzang leiden bij de uitvaart van beide dames. Het tweede 'losse element' zat in het ontroerende filmpje 'Look Beyond Borders / Kijk over grenzen'. Mensen die elkaar niet kenden, keken elkaar 4 minuten aan. En dan is er heel veel te lezen op de gezichten en vooral in de ogen. Ik voelde me beschaamd, want hoe vaak zeg ik niet tegen anderen 'Gaat het goed met je' en let nauwelijks op het gezicht. Dan is het antwoord meestal 'ja', terwijl bij een anders gestelde vraag 'Hoe gaat het met je?', het antwoord wel eens heel anders zou kunnen zijn. Het laatste element diende zich aan in de laatste twee regels van lied  322: 'Schrift die mensen oorsprong schrijft. Woord dat trouw blijft.' De melodie van die regels is verrassend anders, ze lijken weggeplukt uit een ander lied. Maar dat was niet waar mijn gedachten bleven haken. Het moet eind jaren zeventig zijn geweest. We woonden in een ander gedeelte van ons goede dorp, een fijne buurt met veel goede herinneringen. Op een avond hoorde ik deze melodie uit het huis van onze buren komen. Ik meende de buurman ook zacht te horen meezingen. De volgende dag vroeg ik: 'Henk, wat was dat een mooie melodie die ik gisterenavond hoorde. Er leken jongeren te zingen.' Hij was verrast. Na vele jaren sturen we elkaar altijd nog een kerstgroet, ook al woont hij elders. Hij vertelde dat hij in de parochie een jongerenkoor had opgericht en dat ze bij hem en zijn vrouw thuis repeteerden. De melodie was van Antoine Oomen, hij en Huub Oosterhuis vulden elkaar prachtig aan.

Zomaar een ketting van 'losse elementen' een fraaie èn dierbare ketting...

  


Tot slot het prachtige gedicht Zondagmorgen van Ida Gerhardt

Het licht begint te wandelen door het huis

en raakt de dingen aan. Wij eten

ons vroege brood gedoopt in zon.

Je hebt het witte kleed gespreid

en grassen in een glas gezet.

Dit is de dag waarop de arbeid rust.

De handpalm is geopend naar het licht. 

donderdag 26 juni 2025

Soms zie je iets en dat iets kan je terugbrengen naar gebeurtenissen van lang geleden. Ze leken vergeten, maar dienden zich onverwacht aan in alle helderheid. Geur, weer, gevoel, het speelde allemaal mee in de herinnering. Zo verging het mij onlangs toen ik tijdens een wandeling het hooiveldje zag vlak bij mijn huis. De lange en wuivende grassen waren gemaaid en de zon had het tot hooi gedroogd. Een machine maakte er keurige rijtjes van, die lagen te wachten. Waarop? Het verleden werd heden. 

We waren met een heel ploeg op de Staphorster Wallen. Daar had mijn vader drie zeer langgerekte stukken land, die gescheiden waren door trekgaten. Die trekgaten waren verraderlijke moerassen waar je niet moest komen. Een langzame zuigende dood kon het gevolg zijn. Tien, elf, hoe oud was ik? Alle handen waren bruikbaar en met een brede hooihark moest ik achter de hooiwagen aan harken, zodat er niets verloren ging. Vaak dacht ik aan Ruth en Boaz. Maar op de brandende wallen was het helemaal niet romantisch. Mijn opa hooide af en toe mee, hij was niet zo vlug meer en droeg een strooien hoed. Af en toe hielp zijn oude vriend Thomas ook mee. Die was fitter. Mijn moeder was de energiekste. Ze joeg met luide bevelen de hele ploeg op en een rood gezicht nam ze gewoon de leiding. De langgerekte stroken hooi werden tot oppers geschoven. Werd er regen verwacht, dan werden ze zo goed mogelijk afgewerkt zodat het hooi niet te nat zou worden. De stukken tussen de oppers moest ik schoon harken. Ik was benauwd en begreep niet waarom ik met mooi weer altijd verkouden was. Het hooiland kwam me voor als de hel. Later werd duidelijk dat ik allergisch was voor alle hooi en grassen. Mijn broer moest het voer hooi laden. Eerst de hoeken, daarna de randen en dan hooi in het midden leggen. Het tempo van mijn vader lag mij beter, Hij stak de vorken met hooi op naar mijn broer en vaak maakte hij grappen. Dat maakte alles lichter. Af en toe ging hij op de tractor zitten en verplaatste hij de wagen met hooi. Was het voer hooi hoog genoeg, dan mocht mijn broer de wagen naar huis rijden. De anderen namen de fiets, alleen mijn vader en ik bleven achter om de laatste kanten in te harken. Dat waren de stroken langs de trekgaten. En dan? Dan riep mijn vader me bij mijn door hem bedachte troetelnaam: 'Kom Aaltje, we gaan eerst eens zitten en koffie drinken.' Hij zocht een mooi plekje bij een bramenstruik en schonk zwarte koude koffie in een kroes. Het gebaar waarmee hij het aanreikte; zoveel liefde en zorg, het donkerbruine goedje smaakte als de lekkerste limonade! Geluksmomenten? Dat laatste is een geluksmoment uit mijn jeugd.

Die herinneringen kwamen boven drijven bij het zien van de stroken hooi. Ze leken te wachten op dat kind van tien, dat als het hooi tot oppers was opgeslagen, het land schoon zou harken.. 

  


 

vrijdag 20 juni 2025

Onlangs kreeg ik van één van mijn kinderen het blad 'Klooster' aangereikt. Gekocht in de kloosterwinkel van de Abdij van Berne in Heeswijk. Tijdens de open kloosterdagen had hij daar rondgekeken en bedacht dat zijn moeder dit mooi zou vinden. Dat bezorgde mij binnenpret. Hoewel ik er nooit geweest ben, heb ik ooit een recensie geschreven naar aanleiding van de verschijning van het lijvige boek 'Berna ut Lucerna', De communiteit bestond dat jaar 150 jaar en alle toeters en bellen werden uit de kast gehaald. Terecht! Het werd een prachtig kijk en leesboek over de norbertijnen waarin zelfs de aanverwante priorij 'De Essenburgh' in Hierden werd genoemd. Daar had ik ooit vier dagen doorgebracht. Een bijzonder verblijf, want er waren zowel paters als religieuzen. De broeders verbleven in het koetshuis van het kasteeltje, de zusters hadden een ander onderkomen op het terrein. Maaltijden werden gezamenlijk gebruikt en er werd gepraat onder de maaltijd. Dat was voor mij wennen, want bij de benedictijnen wordt in stilte gegeten. Tijdens de maaltijd leest een monnik voor uit een stichtelijk boek.

Terug naar het blad 'Klooster'. Een verzorgd nummer onder redactie van Leo Fijen met dit keer als thema 'Zegenen'. En dat is meer dan mooie woorden zeggen, aldus Franciscaan Theo van Adrichem. De teksten waren prachtig. Zo las ik zegeningen van Marinus van den Berg. Ooit heb ik hem thuis voor de lunch ontvangen naar aanleiding van zijn boek 'Rouwen in de tijd', een boek voor mensen die met verlies te maken krijgen. Er stonden ook zegeningen in van Tini Brugge. Zij is bekend van haar boeken over liturgisch bloemschikken. Opeens zag ik een foto van de Sint-Nicolaasstichting in Denekamp. Het was een sfeer plaatje in de mist met een kerstboom op het middenplein. Vanaf een sprekende foto uit de kapel keken zes zusters me aan uit Indonesië. In 2000 kwamen de eerste vier zusters. De zusters franciscanessen werden ouder en vroegen hulp van hun mede-zusters uit dat andere werelddeel. Ooit hadden zij hen voortgeholpen. In 2016 kwamen er nog twee zusters bij. Het was de oplossing en zo kon de Sint-Nicolaasstichting de medemens blijven dienen in de meest ruime zin. Ik herinner me de zorg van de franciscanessen of de zusters hier wel konden aarden. Het klimaat, ze hadden nog nooit sneeuw gezien. Hun manier van kloosterlijke rituelen was zoveel uitbundiger. Het hoorde bij hen, het was hun traditie, hun manier van geloven, maar het smolt moeiteloos samen met de gebruiken in Denekamp. 

Dierbare herinneringen, ze ontwaakten door een kloosterlijk blad... 

  


  

 

 

 


  

Foto's van boven naar beneden:

Ingang terrein van de Sint-Nicolaasstichting, het klooster, liturgische schikkingen in de Stille Tijd... 

 

maandag 16 juni 2025

Onlangs bezochten we een vriend in Winschoten. We kenden de plaats niet en omdat we ruim in de tijd zaten maakten we eerst een ommetje door de stad. De stad wordt 'Rozenstad' genoemd, maar daar was tot dusver weinig van te zien. Er was ruimte. Ruimte om te bouwen, ruimte voor iets moois. Want er stonden meerdere 'rotte kiezen' tussen aardige panden in. Nog snel een stukje Langestraat gelopen en snel omgekeerd. Ook daar veel vergane glorie. We doken bij de vriend achter de koffie met ijskoude appeltaart. Een lekkernij op een tropische dag en praatten bij. Onze gastheer woont prachtig en vanuit de kamer is er een romantisch zicht op het Rosarium. Dus toch die rozen in Winschoten. Het leek of de zoete geur tot in zijn tuintje kwam.Wandelaars met hond, twee dames ieder met een rollator vertrouwelijk samen keuvelend, drie sporters achter elkaar in relaxed tempo. Een fietser. Vogels hipten rond, koolmezen vlogen af en aan en gleden moeiteloos in hun tijdelijke kastje om het kroost te voeren. Bij dat alles die stilte, die rustgevende stilte. Tot slot maakten we nog een wandeling door de rozentuin en begonnen bij de met witte rozen begroeide berçeau. Sprookjesachtig! Je opgenomen voelen in een witte geurende wolk. Kunst was er ook, in dit geval in tweevoud: een sierlijke mensfiguur en een eendengezin op de voorgrond. Bij de verschillende rozenperken stonden namen en dat gaf iets extra's. Zo las ik bij roze rozen Fraulein Maria en iets verder stond de Tsjarina. Op het terras van een vriendelijk paviljoen genoten mensen van koffie met iets er bij, grote parasols beschermden voor te direct zonlicht. Dit alles deed me denken aan de kur-oorden in Duitsland. Diezelfde soort ontspanning. Alleen een musicerend strijkje ontbrak. De  harde tegenstelling: hier het paradijselijke tegenover een wereld die op diverse plekken letterlijk en figuurlijk in brand staat. We wandelden langs een boom die geplant was ter ere van koning Willem-Alexander. Er stonden oranje rozen tegenover. Saillant detail: ze geurden niet. Met een lange blik over de rozentuin namen we afscheid van dit prachtige stukje Winschoten. En Winschoters, jullie zijn goed bezig. Nu nog de afbraak panden aanpakken. Dan komen we graag terug!

  


 



Op de onderste foto staat heel treffend de Sunmaid roos...

woensdag 11 juni 2025

Nog even terug naar voorgaand stukje waarin ik schreef over de opnames voor radio IJsselmond, die bedoeld waren als aanvulling op de kerkdienst. Die opnames werden gemaakt in het Pesthuis aan de Vloeddijk. Dat was ooit een ziekenhuisje geweest. Het ziekenhuis verdween en door de jaren heen werden er in het complex allerlei organisaties onder gebracht. De meest aardige was wel de IJsselakademie, dat moest op deze manier worden geschreven. Een jaar heb ik er gewerkt en met veel plezier kijk ik hierop terug. Het was een onderzoeksinstituut en kenniscentrum voor taal, geschiedenis en traditie in Overijssel. Daarnaast was het een uitgeverij. Auteurs liepen in en uit en regelmatig werden er nieuwe boeken uitgebracht tijdens feestelijke bijeenkomsten. De IJsselakademie huisde op de eerste etage. De ingang was aan de Molenstraat. Beneden zaten de archeologen met allerlei kapotte potjes en merkwaardige brokken steen. Ze maakten veel rommel en regelmatig veegde ik met een grote bezem alles gewoon naar buiten.Via een smalle en steile trap kwam je boven en daar begon de verbazing. Want er stond een grote plant die gewoon gedijde bij het hemelwater dat spontaan door de opening van het dak kwam. Vervolgens was er een eenvoudig keukentje, een toilet met een haakje op de deur. Er waren op die verdieping meerdere kleine vertrekken. Zo was er een kamer voor historicus Freek, een kamer voor Pholomène de dialecticus. Er waren vertrekken waar ingewikkelde gesprekken werden gevoerd met auteurs over bepaalde onderwerpen. Er was een magazijn waar stapels boeken op rekken lagen te wachten op boekhandelaren of gewoon op een bestelling van liefhebbers voor deze materie. Maar ook daar lekte het. We legden grote stukken plastic over de boeken heen en zetten pannetjes en bakjes neer voor ja, het hemelwater! Eens kwam een bekende boekhandelaar binnenlopen. Hij was studentikoos gekleed, sjaal over de schouder en gluurde nieuwsgierig door de half openstaande deur naar onze voorraadzolder. Lees: naar onze armoede. En kijk, dat ging niet samen: onze armoede met zijn zelfverzekerde uitstraling. Ik sloot met een glimlach (wel vals) de deur voor zijn neus en vroeg honingzoet wat ik voor hem kon doen. Hij wilde weer een nieuwe stapel 'Regels veur èt weer' van Klèùsien uit Zalk. Zij was onze 'melkkoe' want haar boeken waren niet aan te slepen. Op vrijdagmorgen hadden we de meeste pret. Dan waren we onder elkaar en kwam ieder koffie drinken in onze ruimte. Dan moest ik kijken welk oog het mooiste stond uit een doos met kunstogen. De drager van dit oog ging er heel relaxed mee om. In die tijd knipte ik thuis alle rouwadvertenties uit en stopte die in een doos. 'En straks al ik niet meer werk', zo eindigde ik mijn verhaal, 'ga ik ze lezen onder de dikke boom in onze tuin. Sommige advertenties knip ik zingend uit.' Er werd zo hard gelachen dat één van de archeologen naar boven kwam en zei: 'Hier wordt gelachen, mag ik meedoen?'  Dat mocht, hij kreeg ook koffie want ach, die IJsselakademie was een zeer warm onderkomen waar betaalde en onbetaalde krachten in harmonie met elkaar optrokken... 

 

  



     



Van boven naar beneden: Pesthuis voorzijde, ingang Molenstraat, bovenste verdieping van de IJsselakademie, trappenhuis, ruimte voor vergaderingen...

donderdag 5 juni 2025

Gedachten kunnen speels verspringen van het ene voorval naar het andere. Zo verging het mij toen ik over de brug liep die het stadje aan de overzijde met ons dorp verbindt. Er gleed een diepliggend schip onder me door en ik moest denken aan de preek die ds. Hoogstrate afgelopen zondag in onze kerk hield. Hij begon met het citeren van het gedicht van Martinus Nijhoff: 'Ik ging naar Bommel om de brug te zien'. De laatste strofen luiden:

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer / kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. / Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer, / en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. / O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. / Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren. 

Er stond geen psalm zingende vrouw aan het roer. Het was een man in een stuurhut en het schip vervoerde een fikse berg zand. Mijn gedachten versprongen en bleven steken bij het programma 'Rond dichters en gedichten', dat ik ooit maakte voor radio IJsselmond en dat op de zondagmorgen werd uitgezonden als aanvulling op de kerkdienst. Met Willem de Mérode opende ik de serie en vervolgens was Nijhoff aan de beurt. Een beladen leven, misschien dat hij daarom wel die doorvoelde poëzie schreef. Altijd weer twijfel, altijd weer die hunkering naar de kern. Ik ben al vanaf de middelbare school verslingerd aan Nijhoff. Voor het mondeling examen had ik 'Kinderkruistocht' op mijn lijstje, lekker lang. De examinator dacht kennelijk hetzelfde en koos voor het veel kortere Avondliedeke van Alice Nahon. 

Met een hoofd vol gedachten liep ik het tuinpad op. Net op tijd, de eerste druppels van een kletterende bui vielen. Maar de gedachten stopten nog niet en bleven haken bij de prachtige bos pioenrozen die ik na afloop van deze dienst kreeg van onze gemeente, als meeleven na een nare valpartij...

  

 

Als toegift nog een gedicht van Nijhoff.

Impasse

Wij stonden in de keuken, zij en ik. / Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag. / Maar omdat ik mij schaamde voor de vraag / wachtte ik het onbewaakte ogenblik.

Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf, / en de kans hebbend die ik hebben wou / dat zij onvoorbereid antwoorden zou, / vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf.

 Juist vangt de fluitketel te fluiten aan. / Weer is dit leven vreemd als in een trein / te ontwaken en in een ander land te zijn.

En zij antwoordt, terwijl zij langzaam-aan / het drup'lend water op de koffie giet / en de damp geur wordt: een nieuw bruiloftslied.