Overbrugd

Overbrugd

maandag 30 januari 2017


Mijn dappere tante

Achteraf kwam de emotie pas toen we thuis waren na een paar dagen Rotterdam. Vermoedelijk hadden de highlights van de stad mijn gevoel geblokkeerd. Een gevoel dat het midden hield tussen verbazing, medelijden en respect.

We sloten onze Rotterdamse trip af met een etentje in het restaurant van Hotel New York op de kop van de Wilhelminapier. De plek, waar vandaan in de jaren vijftig en zestig zoveel emigranten vertrokken naar Amerika en Canada. Waar vandaan de vertrekkenden met zakdoeken, zwaar van de tranen, werden nagewuifd. Afscheid.
Boven de pasta, salade en rode wijn trok de film aan mij voorbij; emotie bleef op afstand.

 
Had mijn grootvader dit alles zien aankomen? Hij beloofde zijn dochter, mijn tante dus, een nieuwe fiets als ze af zou zien van het huwelijk met mijn oom. Mijn tante koos voor mijn oom; haar huwelijk werd één tragedie. Alles wat in een slechte film gebeurt, gebeurde daar. Mijn oom bedroog, dronk, mishandelde, maakte schulden. Op een grijze wintermiddag kwam mijn tante naar onze boerderij. Ze was gevlucht en wilde niet meer terug. Tot onze ontzetting stormde mijn oom drie dagen na haar vlucht met een mes binnen, willoos liet ze zich met een half open mantel wegvoeren. Het huwelijk werd ontbonden mijn tante en mijn drie neven en twee nichtjes betrokken een kleine woning; mijn oom mocht niet in hun buurt komen. Was er een toekomst? Tante vond van niet, ze vertrok met haar vijf kinderen naar Canada. Het was heftig, wij kinderen verloren onze speelkameraadjes! Over dat alles hing de dreiging van de oom, die de emigratie wilde verhinderen. Foto’s op de Wilhelminapier vertellen over het afscheid. Mijn tante in grijze jas met zwart hoedje met vijf kinderen, omgeven door familieleden, klein en breekbaar. De oudste dochter, verloofd, bleef achter in Nederland. Verhalen vol spanning, vol geregel, vol onzekerheid.
In Canada woonde het gezin bij een boer en werkte op de boerderij. Hadden ze behoefte aan vlees, dan mocht mijn tante van een dood paard, dat buiten aan de boom hing, een stuk afsnijden. Later vertrok het gezin naar Edmonton, mijn neven gingen aan het werk, de nichtjes naar school en mijn tante maakte kerken schoon; het was overleven. Er kwam een fotootje van de nichtjes, liggend met een boek in een Canadees park, in het midden een vriendinnetje.


En net toen het wat beter ging overleed de middelste zoon aan longontsteking. Toen de brief kwam waarin stond dat hij ernstig ziek was, bleek hij reeds te zijn overleden. Ik herinner me de grote pakketten die werden verstuurd met lakens, slopen en handdoeken. Ik herinner ik me dat alles gewassen werd, zo heette het gebruikt linnengoed en werden extra kosten voorkomen. Veel geregel voor mijn ouders; inpakken, wegen, opnieuw inpakken tot het een acceptabel gewicht was.

Dit gebeuren trok tijdens het etentje versneld voorbij. Ik keek naar de kleine ruiten, zag de enorme buizen, een scheepsklok en andere zeevaart attributen en liet mijn ogen rusten op een landkaart met de vaarroute naar Halifax. Verbazing en medelijden maakten plaats voor respect.

 
Bij thuiskomst bekeek ik met andere ogen het geborduurde schilderijtje, dat ze vanuit Canada stuurde. Een boerenhuisje met rieten dak en een bloeiende appelboom gevat in een eenvoudig lijstje. Ik las de bijgevoegde brief, bijna foutloos in keurig handschrift. Mildheid voerde daarin de boventoon. Mijn dappere, maar vooral wijze tante, is niet meer. Haar ‘erfenis’ is kostbaar…