De schaterende trein
Reizen per trein was altijd leuk. ‘Was’, maar dat begint te
veranderen. Conducteurs hebben het de laatste tijd zwaar te verduren en
belanden niet zelden in het ziekenhuis. Zwartrijders zijn merendeels de
veroorzakers van dit toenemend geweld. De oproep dat reizigers te hulp moeten
schieten, is ronduit belachelijk. Op deze manier verandert de trein in een
‘rijdende veldslag’. Een treinreis moet weer aangenaam worden, geen schichtige
conducteurs, geen verkrampte reizigers en vooral geen zwartrijders. Humor ontspant,
humor doet glimlachen, humor strijkt rimpels glad.
Als geen ander wist Toon Hermans mensen aan het lachen te
maken. Welnu, een boek van Toon, dat meereist in de trein. Met een zachte lach
wordt er in gelezen en stapt men uit, dan blijft het boek achter, maar de
reiziger loopt nog nagenietend naar de bestemming. Inmiddels leest iemand
anders verder, het proces herhaalt zich.
Op een vrijmarkt vond ik in twee dagboeken van Toon Hermans
de juist medicijn voor een ontspannen trein-sfeer. Het ene boek liet ik onlangs
achter toen de trein in Deventer stopte. Als een haas verdween ik voordat
medereizigers me na zouden snellen met het boek. Ik hoop dat het ‘Dagboek van
Toon Hermans’ het einddoel van de rit, station Roosendaal, heeft gehaald. En
wanneer ook nog eens de terugreis naar station Zwolle lukt, is de missie
geslaagd.
Donderdag 16 mei
Ik houd van
improvisatie.
Het was al ver in het
seizoen. De show liep al ettelijke maanden, toen ik in de pauze tegen de
toneelmeester zei: ‘Ik heb een gek idee, zet eens na de pauze een tafeltje op
het toneel met wat spulletjes er op.’ ‘Wat voor spulletjes bedoelt u?’ zei de
man en keek me ongelovig aan. Ik zei: ‘Het kan me niet schelen; gewoon een
tafel met wat dingen er op die je zo vindt achter het toneel, een hamer, een
lap, een kwast, een pot, een fles, een stoffer-en-blik, je ziet maar.’
Na de pauze stond het
tafeltje met de spulletjes eenzaam midden op het toneel.
Toen de tweede akte
zou beginnen zag ik op weg naar de bühne een oude stofjas liggen, die sloeg ik
om mijn schouders alsof het een mooie cape was, en passant greep ik nog een
oude gedeukt hoge hoed, die van een of andere kinderoperette was blijven
liggen, en met een kleerhangertje in m’n hand, dat ‘propellerig’ rond kon
draaien, voelde ik me klaar om op het toneel te gaan.
De musici vroegen
verschrikt wat dat allemaal voorstelde. ‘Een nieuw nummer’, zei ik en ik vroeg
of ze een mars wilden spelen. De voorpret van het totaal ongewisse was al
voelbaar. Het voordoek zwaaide open en ik begon aan een nummer waar wij in de
zaal even weinig van af wisten als de mensen in de zaal. Ik maakte een zwierige
entree met de stofjas en de hoed. Ik had ook inmiddels een sigaretje
opgestoken. Een paar muzikanten begonnen al nerveus te giechelen. Ik ging naar
het tafeltje met de spulletjes, die ik tevoren niet had gecontroleerd, omdat ik
me door de voorwerpen wilde laten verrassen, en zo begon één van de meest
waanzinnige acts, die ik ooit in het theater heb vertoond.
Binnenkort laat ik opnieuw een boek achter van Toon. Ik hoop
dat ook dit boek het einddoel, station Maastricht, haalt en de reizigers zich
al giechelend houden aan het verzoek: ‘laten liggen s.v.p.’.