Veel geloof, hoop en liefde
De nadrukkelijke ploffen op de deurmat zijn inmiddels
veranderd in spaarzame plofjes, de meeste wenskaarten zijn binnen. Was dat
vroeger vooral na de jaarwisseling, dit jaar ontving ik de eerste kaart één dag
na de sinterklaas en hoe goed ook bedoeld, ik slaakte een diepe zucht. Want de
traditie lijkt steeds meer op te lossen en juist traditie is zo waardevol. Bij
opmerkzaam luisteren hoorde ik bij veel mensen diezelfde zucht. Riepen ze in
eerste instantie balorig: ‘Ik doe niet meer aan die gekkigheid mee, hun roep
werd steeds minder krachtig en ging tenslotte over in zacht morren. Knorrig
kropen ze tenslotte achter een stapel onbeschreven kaarten en deden toch mee.
‘Voor het laatst’, zo klonk vinnig.
Stalde ik voorheen de meest heilige afbeeldingen met
veelzeggende teksten uit in de nabijheid van de kerststal, prikte ik de meer
wereldse kaarten met voorgedrukte wensen op een groot prikbord of reeg ze aan
een rood koord, dit jaar vlijde ik ze in een knusse mand. Daar lagen ze broederlijk
samen: verstilde beelden van het heilig gebeuren in de stal, strakke
silhouetten van de drie koningen op hun op kamelen, besneeuwde landschappen,
kerkjes en kerstklokken, een gestileerde kerstboom. Heel eenzaam lag de kaart
met een grote klok die een paar minuten voor twaalven wees.
De eindejaarspost is een terugkomend spektakel en al wordt
er druk gebruik gemaakt van digitale kaarten en goede woorden via de e-mail of
de app, de ouderwetse kaart blijft favoriet. Terecht! Bij het woordje ‘ouderwets’
schoot me opeens te binnen dat ergens in een lade ‘nostalgische’ kerstwensen
moesten liggen. Ik ging op zoek en vond in een bruin papieren zakje de
zwart-wit kaarten, ooit gekocht in een rommelzaakje.
Het was even smullen, want
sfeer wisten onze voorouders te scheppen. Zo was er een kaart van twee stevige
kindertjes, de beentjes gestoken in slobkousen met in hun handjes een tuiltje
bloemen. Naast een klok, waarboven vier biggetjes dansten, stond in sierlijke
letters: 1915.
Aandoenlijk was de kaart van een meisje en een jongetje. Droeg
de één een hoedje, de ander droeg een pet, samen hielden ze een groot hoefijzer
omhoog.
Er was ook een Franse kaart à la Eline Vere met de woorden Bonne Année.
Maar het mooist was een kaart uit 1891 met een postzegel van 1 cent gericht aan
de jongejuffrouw M. Groenhuijsen te Utrecht. Mies, Mijntje of Marie? Drie
engelachtige kinderen lachten me tegen, hun wollige mutsen raakten een bos
warrige hulst.
Met
deze beide wensen mag ieder zich naar keuze aangesproken weten. Graag voeg ik
mijn wens hierbij. ‘Dat op de nog blanke bladen van 2018 de woorden geloof,
hoop en liefde veelvuldig mogen voorkomen.’