Familie en sneeuw
Onlangs
was ik een dagje in Alteveer, een rustig dorp dat behaaglijk tegen Hoogeveen
aanleunt. En mooi dat het er was! Mijn vroegere collega woont daar met haar
gezin op drieduizend vierkante meter grond en ziet uit over weilanden met roodbont
vee, boerderijen en verre bosranden. De steeds weer veranderende luchten maken
daar de schoonheid compleet. Er waren zeven zitplekken gecreƫerd rond de
woning, zo schoven we van de ene plek naar de andere terwijl we het gesprek
gewoon voortzetten. Kira, de Mechelse herder, stoof om ons heen met een stuk
hout in de bek. Later op de dag liepen we in snelle pas langs de woonplekken
van de verschillende familieleden van mijn gastvrouw en toen rees in mij
opnieuw het verlangen naar een grote familie op loopafstand. Hoewel… Een goede
collega waarschuwt me regelmatig voor dit heimelijk verlangen. Ze is nummer
acht in de rij van twaalf spruiten. In haar herinnering was het jezelf redden
en vooral niet zeuren. Ze sliepen op een zoldertje, ook al in de rij, wassen,
kleden en ontbijten gebeurde in de chaos. Met een aantal broers en zusters is
het huidige contact van redelijk tot goed, het merendeel van de vroegere
huisgenoten ziet ze echter zelden of nooit. En mocht ik toch nog twijfelen over
de vreugde van talrijke en nabije familieleden, mijn broer geeft mijn spinsels
feilloos de genadeslag. ‘Familie en vis’, zo roept hij, ‘houdt men drie dagen
fris.’ Maar dat verhindert hem niet om regelmatig vanuit Florida een uur met
mij te bellen en ieder jaar de oversteek naar ons te doen.
Terug
naar Alteveer. Na de wandeling schoven we in de serre. Het landschap leek vanaf
deze plek zo mogelijk nog mooier. Terwijl mijn gastvrouw de theespullen gereed
maakte droomde ik verder. Hoe zou het hier zijn onder een met sterren bezaaide
hemel? Hoe zou het zijn in de winter, wanneer de velden zich uitstrekten in
eindeloze witheid en de boerderijen zich scherp aftekenden? Hoe zou het zijn om
door het dak de sneeuwlaag boven je te kunnen zien? En hoe zou het zijn om dan
te luisteren naar ‘Die Winterreise’ van Franz Schubert en je uitgetild weten
boven alles?
Toen
ik mijn dromen kenbaar maakte werd me glimlachend de thee aangereikt met de
woorden: ‘Als het zo ver is moet je
komen om te zien en vooral te voelen.’ En nu maar hopen dat het komende winter
gaat sneeuwen.