Onverwacht kwam ik
onderstaande column tegen. Ik schreef deze in 2007. Toen ik mijn dierbare
broeder Frans moeilijke vragen stelde over het verliezen van je liefste mens,
antwoordde hij: ‘Lees opnieuw je column ‘Luisterend huis’, daarin staat het
antwoord.’
Nu ik het stukje
opnieuw lees sta ik versteld van het geschrevene. Zou ik dat nu ook zo kunnen
verwoorden? Twijfel. Het doet er niet toe, het staat geschreven en ik sta er
achter.Ieder die met een diepgaand verlies krijgt te maken moet zelf de weg zoeken om te overleven. En daar zijn veel manieren voor...
Luisterend huis
Binnenkort is het zover, dan zal ik weer het prieel gereed
maken voor de winter. Ik zal de tuingedichten en ingelijste prenten van
bijzondere bloemen voorzichtig van de wanden halen en tussen kranten vlijen.
Vervolgens zal ik de kussens kloppen die op de rieten stoelen liggen en naar
huis dragen en ook de mat zal ik oprollen en samen met de kussens naar de
zolder brengen. De onbeweeglijke haan, het kunstfruit en de lichtjes gaan gelijk
mee, alle stof en vuil verdwijnt vervolgens in de stofzuiger. Maar de eenzame
spin voor het venster wordt bij het weven van een kunstig web met rust gelaten.
Iedere handeling doet me zuchten, want het tuinhuis is mij de afgelopen twee
jaar dierbaar geworden. Hier zat ik in die bewogen zomer, de laatste van ons
samen, met mijn lief. Hier zat ik afgelopen zomer met de kinderen, hier zat ik
met dierbare familieleden, hier zat ik met goede vrienden en vriendinnen. En
ieder probeerde te troosten op zijn manier en ieder droeg een stukje liefde
aan. Om al die dingen ben ik van dit houten huis tussen de bloemen en dichtbij
de bomen gaan houden. Het luistert en heeft weet van pijn en tranen.
Soms
ook is het een blij tuinhuis. Dan zit ik tegenover een kind en eten we in diepe
verbondenheid. Steeds vaker schuiven goede vrienden aan in het huis en tafelen
we lang met diepgaande gesprekken en bij de vallende donkerte steek ik lichtjes
aan. Wordt het kil, of steekt de wind op dan sluit ik de openslaande deuren. En
eens was er die plotselinge heftige slagregen, die deed denken aan een
tropische regenbui. De regen gutste langs het steile puntdak in het dakgootje,
dat de grote hoeveelheid water nauwelijks wist op te vangen. Een diep gevoel
van geborgenheid en vrede kwam bij me op. In die kleine ruimte mogen de stilte
en saamhorigheid eindeloos duren.
Zo
kan het zijn dat een plek van droefheid langzaamaan de donkerte verliest en dat
er dunne stralen licht behoedzaam naar binnen dringen. Bescheiden, maar ook
doelbewust wandelen ze door de ruimte, blijven dan hangen rond de mens die ze
op dat moment het meest nodig lijkt te hebben. En als dan die mens de tederheid
van het licht toelaat ontstaat er ruimte, ontstaat er moed, ontstaat er
vertrouwen…