Over katten
Onlangs ontdekte ik het boekje in
mijn boekenkast waar ik lang naar had gezocht. Ik kocht het ooit in de
kringloopwinkel. ‘Het Grote Beestenfeest’ is geschreven door Kees Stip.
Op de achterflap staat: ‘Kees Stip
weet op onnavolgbare wijze te verrassen en te vermaken met een gevatte
woordspeling, een vindingrijke zinsconstructie of een onverwachte wending. De
extra, soms absurde betekenissen die altijd tussen de woorden en zinnen
sluimeren weet Stip als geen ander op een geestige manier aan de oppervlakte te
brengen. De lezer staat de hele tijd op het verkeerde been te wankelen.’
Op het schutblad heeft een zekere
Ingrid in klein, maar goed leesbaar
handschrift geschreven:
‘Evenals wij hier in Zwolle,zijn de Mulders gek op grollen.
Vooral Kees Stip is erg in trek,
hij maakt het inderdaad te gek!
Het wordt een echte beestenboel.
Niemand houdt het hoofd meer koel.
Met dit kleine boekje hier,
En, lieve vrienden in Kampen,
krijg bij het lachten vooral de krampen!
Nieuwsgierig bladerde ik door het
boek. Over haast elk dier waren er leuke gedichtjes. Kennelijk hield Kees Stip
veel van katten en inspireerden ze hem tot grappige versjes.
Een hoofdagent te Rilland-Bath
werd aangesproken door een kat.‘Meneer, sprak deze, ‘dezer dagen
heeft men de melk weer opgeslagen.
U krijgt een lekkere sigaar
wanneer u wilt vertellen waar.’
Of deze…
Een kat zingt ’s avonds te Bolnes
duetten met een zangeres.
Bij elke mi van die mevrouw
geeft dan die kat een mooie au.
Een mooie, zachte, zuivere,
waarvan zij zelf moet huiveren.
Want katten zijn vooral in maart,
Bijzonder fijn kattebesnaard.