Overbrugd

Overbrugd

donderdag 5 april 2018


Klooster Wittem 

Rust, inkeer en contemplatie.
 
De treinreis naar de redemptoristen te Wittem, een dorp in het uiterste zuiden van Limburg, is lang. Om de tijd te korten neem ik de geschiedenis van dit robuuste klooster door. En die mag er wezen. De Westfaalse graaf Ferdinand von Plettenburg liet in 1732 naast zijn kasteel een kloostertje bouwen, de zielzorg vertrouwde hij toe aan paters capucijnen uit Keulen. Toen kwam de Franse revolutie en was het voorbij, maar in 1836 werd het klooster nieuw leven ingeblazen door de inmiddels in Napels gestichte congregatie van redemptoristen. En toen het ook een opleidingshuis werd, was het oude klooster al snel te klein en werd in 1895 het huidige klooster gebouwd. In kerkelijk kader is Wittem bekend als theologisch centrum. Als bedevaartsoord trekt Wittem jaarlijks ruim 150.000 mensen. Ze komen niet alleen in overvolle bussen, maar ook te voet langs oude paden.

Wittem telt slechts anderhalve straat en een groot gedeelte daarvan wordt door het klooster in beslag genomen. Het donkert al wanneer we behoedzaam de kloosterdeur openduwen. De juffrouw van de receptie begroet ons enthousiast. Het is alsof ze de hele middag al op de uitkijk heeft gestaan. Ageeth, we kennen elkaar van papier, wordt opgepiept, de begroeting is warm. Een snelle kop koffie en dan in haast naar de eerste van vijf meditatieve vieringen.

 
Brede gangen met zwart glimmende tegels waarop rode lopers, uitgesleten traptreden, aan de muren veel schilderijen van voormalige rectoren. Bij de redemptoristen spreken ze niet van abt maar van rector. Tussen de rectoren ontwaar ik heiligen en religieuze kunst. Het duizelt even. We volgen Ageeth door de sacristie. Langgerekte tafels met schuifladen, zwart-witte dambordvloer, een habijt in paars hangt aan de verrijdbare kapstok. De barokke kerk is redelijk bezet. Er hangt een groot hongerdoek in rood, geel en oranje van een Chinese kunstenaar en het gaat over de Zaligsprekingen. Thema van de viering is ‘De goede weg’. Eén van de pastoraal werkers gaat voor, ze weet de juiste toon te treffen. Mijn ogen zijn onrustig en zoeken naar houvast. Schilderingen boven ons, engelen rond ons, veel bladgoud en veel marmer, het Laatste Avondmaal in grijs steen verbeeld. Nog onwennig zingen we:

‘Gij die zin gegeven hebt aan ons bestaan,
Gij die ons hart verwarmd hebt,
grondvest opnieuw dit huis vol mensen, deze aarde,
tot vrede strekke ons uw naam: ‘Ik zal er zijn.’

Wat later zitten we rond de tafel in de kamerkeuken van het gastenhuis en maken kennis met Jelle, de echtgenoot van Ageeth. Heeft zij als pastoraal werker hier een parttime functie, Jelle zorgt als parttimer voor de publiciteit en randactiviteiten van het klooster. De rest van de week dienen zij de communiteit als vrijwilliger. Sonja en Suren komen binnen. Met hun beide kinderen zijn ze vijf jaar geleden uit Armenië gevlucht en vonden na veel rondzwervingen hier onderdak. Hun verhaal is aangrijpend en raakt tot op het bot. Ageeth schenkt koffie en vertelt over structuur van de communiteit. Er zijn 65 redemptoristen in ons land, 15 paters wonen hier, hun gemiddelde leeftijd is 73 jaar. Jelle belooft ons een rondleiding en met een hoofd vol indrukken zoeken we onze kamer op. Bernard Hafkenscheid (1807 – 1865) en J. Passerat (1772 – 1858) houden aan weerszijden van de deur de wacht.
 
 
De dag begint met een Eucharistieviering in de Smartenkapel. Gangen die allemaal op elkaar lijken, heiligen die houvast geven. We zijn net op tijd. Een intieme kapel in rood en goud en ingehouden strakheid. Achter het altaar, in licht gevangen, een ingetogen Piëta. De lezing is uit Jona, daarin zit de verwijzing naar het moment van nu, de Veertigdagentijd. Opgenomen worden in deze communiteit van gastvrije paters, samen vieren met Brood en Wijn, verbondenheid. In de refter hangt een groot schilderij van de graflegging, na even slikken eet ik met smaak. De korte gesprekjes met de paters voegen het nodige toe.

Jelle is een amusant verteller, hij leidt ons later op de morgen langs heiligen, rectoren en kerkelijke kunst. Krachtig is Sint Alfonsus (1696 – 1787) in lichte steen, hij riep deze orde tot leven. ‘Redemptor betekent Verlosser’, legt Jelle uit. Het beeld van de patroonheilige van dit klooster, de H. Gerardus van Majella (1726 – 1755) maakt stil. Hij wilde capucijn worden maar werd door zijn broze gezondheid afgewezen. Uiteindelijk vond hij onderdak bij de nog jonge congregatie van de redemptoristen. Wonderlijke genezingen kwamen door zijn toedoen tot stand. Miraculeus was de uitdeling van brood aan hongerigen, terwijl de kloostervoorraad niet verminderde.



 
Jelle gaat ons in vaart voor door sacristie, de kloosterkerk, de Maria-kapel, de Gerardus-kapel, tenslotte belanden we in de grafkelder. Het is eerst griezelen, maar de zorgvuldigheid waarmee de doden worden bijgezet doet het gevoel omslaan. ‘Op welke plaats, denken jullie, wordt de laatste redemptorist begraven?’ We raden. Jelle lacht en wijst naar de nis naast het lichtknopje. ‘Hier, want hij moet het licht uitdoen.’ Het breekt de spanning. In gietende regen en springend over plassen hollen we achter onze gids aan. Nog even wandelen door de imposante bibliotheek uit 1894 en al is na het verdwijnen van de seminaristen in 1976 een groot deel van de 100.000 boeken naar de Katholieke Universiteit in Nijmegen gegaan, er staat nog meer dan genoeg. Ik roep mijn naam, zwakjes klinkt het na, de akoestiek is prachtig. 

 
De warme maaltijd is verzorgd, de gesprekken kabbelen, af en toe knikt de rector Schotsman ons toe en maakt in welluidend Vlaams grapjes. Het is goed toeven bij deze inspirerende groep mensen. Na de maaltijd ontspannen wandelen onder snel voortjagende wolken, schuilen onder een smal afdakje voor een kletterende hagelbui, hete thee bij terugkomst. In kleine kring zijn we bij elkaar voor het Avondgebed. De verstilde liturgie doet denken aan de vespers destijds in onze kerk. Wegens tanende belangstelling stierven ze een langzame dood.
Broodmaaltijd, een onverwacht diepgaand gesprek, weer later rond de tafel in de kamerkeuken. De warmte van deze mensen ervaren, weet hebben van hun zorg in de persoonlijke sfeer. Droomloos slapen.

De weg naar de Smartenkapel is nu bekend, vanmorgen zijn we de eersten en voelt het al een beetje thuis. We zeggen de teksten in wisseling met Jelle. De gestaagheid toelaten geeft verbondenheid, doet naar binnen kijken. Brood en wijn ontvangen; een groot goed om zo de dag te mogen beginnen. Wat is belangrijk, wat is ondergeschikt en wat ligt in het midden. 
Ontbijten, wandelen door de kloostertuin, de mini-pony’s bekijken van broeder Bonaventura, een bezoek aan de uitgebreide abdijwinkel, kaarten schrijven, dan de verstilling zoeken. Een groep redemptoristen uit Vlaamse kloosters maakt dat we met ruim twintig mensen de warme  maaltijd gebruiken. Jelle leest uit de psalmen, we bidden aansluitend het ‘Onze Vader’, reiken elkaar de schotels. Getik van bestek, rustige gesprekken.

De zon schijnt, het Limburgs landschap lokt. Wandelen, indrukken ordenen, de wind voelen. Ik peins over de pastorale rol van deze broeders in het Zuid-Limburgse heuvelland. Hun aanbod van cursussen op het gebied van spiritualiteit, kerk en samenleving en pastorale toerusting, de Kloostermiddagen en Kloosterontmoetingsdagen. Redemptoristen zijn eigenlijk ‘de franciscanen van de stad’.

Er is een broeder overleden, er is geen avondgebed maar een avondwake. Voor een raam in de gang kijk ik naar de verlichte gangen aan de overzijde. Vier lagen boven elkaar, duidelijk zijn de schilderijen van de rectoren te zien en  paters op weg naar de avondwake. Straks zijn we met Ageeth en Jelle te gast bij Sonja en Suren. Sonja heeft een Armeens feestgerecht gemaakt, walnoten in suiker in een dagenlang proces. De volgende dag zullen we afreizen. Wat deden deze dagen temidden van de redemptoristen me persoonlijk? Ze leerden me over geloof, hoop en liefde. Maar ze deden me vooral beseffen dat we steeds meer naar elkaar toe groeien…
--------
Opmerking: inmiddels zijn we 10 jaar verder. Verschillende paters zijn overleden. Daarom besloot men in 2018 het klooster te sluiten.