Klooster
Wittem
Rust, inkeer en contemplatie.
Rust, inkeer en contemplatie.
De
treinreis naar de redemptoristen te Wittem, een dorp in het uiterste zuiden van
Limburg, is lang. Om de tijd te korten neem ik de geschiedenis van dit robuuste
klooster door. En die mag er wezen. De Westfaalse graaf Ferdinand von Plettenburg
liet in 1732 naast zijn kasteel een kloostertje bouwen, de zielzorg vertrouwde
hij toe aan paters capucijnen uit Keulen. Toen kwam de Franse revolutie en was
het voorbij, maar in 1836 werd het klooster nieuw leven ingeblazen door de
inmiddels in Napels gestichte congregatie van redemptoristen. En toen het ook
een opleidingshuis werd, was het oude klooster al snel te klein en werd in 1895
het huidige klooster gebouwd. In kerkelijk kader is Wittem bekend als
theologisch centrum. Als bedevaartsoord trekt Wittem jaarlijks ruim 150.000
mensen. Ze komen niet alleen in overvolle bussen, maar ook te voet langs oude
paden.
Wittem telt slechts anderhalve straat en een groot
gedeelte daarvan wordt door het klooster in beslag genomen. Het donkert al
wanneer we behoedzaam de kloosterdeur openduwen. De juffrouw van de receptie
begroet ons enthousiast. Het is alsof ze de hele middag al op de uitkijk heeft
gestaan. Ageeth, we kennen elkaar van papier, wordt opgepiept, de begroeting is
warm. Een snelle kop koffie en dan in haast naar de eerste van vijf meditatieve
vieringen.
Brede gangen met zwart glimmende tegels waarop rode lopers,
uitgesleten traptreden, aan de muren veel schilderijen van voormalige rectoren.
Bij de redemptoristen spreken ze niet van abt maar van rector. Tussen de
rectoren ontwaar ik heiligen en religieuze kunst. Het duizelt even. We volgen
Ageeth door de sacristie. Langgerekte tafels met schuifladen, zwart-witte
dambordvloer, een habijt in paars hangt aan de verrijdbare kapstok. De barokke
kerk is redelijk bezet. Er hangt een groot hongerdoek in rood, geel en oranje
van een Chinese kunstenaar en het gaat over de Zaligsprekingen. Thema van de
viering is ‘De goede weg’. Eén van de pastoraal werkers gaat voor, ze weet de
juiste toon te treffen. Mijn ogen zijn onrustig en zoeken naar houvast.
Schilderingen boven ons, engelen rond ons, veel bladgoud en veel marmer, het
Laatste Avondmaal in grijs steen verbeeld. Nog onwennig zingen we:
‘Gij die zin gegeven hebt
aan ons bestaan,
Gij die ons hart verwarmd
hebt,grondvest opnieuw dit huis vol mensen, deze aarde,
tot vrede strekke ons uw naam: ‘Ik zal er zijn.’
Wat
later zitten we rond de tafel in de kamerkeuken van het gastenhuis en maken
kennis met Jelle, de echtgenoot van Ageeth. Heeft zij als pastoraal werker hier
een parttime functie, Jelle zorgt als parttimer voor de publiciteit en
randactiviteiten van het klooster. De rest van de week dienen zij de
communiteit als vrijwilliger. Sonja en Suren komen binnen. Met hun beide
kinderen zijn ze vijf jaar geleden uit Armenië gevlucht en vonden na veel
rondzwervingen hier onderdak. Hun verhaal is aangrijpend en raakt tot op het
bot. Ageeth schenkt koffie en vertelt over structuur van de communiteit. Er
zijn 65 redemptoristen in ons land, 15 paters wonen hier, hun gemiddelde
leeftijd is 73 jaar. Jelle belooft ons een rondleiding en met een hoofd vol
indrukken zoeken we onze kamer op. Bernard Hafkenscheid (1807 – 1865) en J.
Passerat (1772 – 1858) houden aan weerszijden van de deur de wacht.
Jelle
is een amusant verteller, hij leidt ons later op de morgen langs heiligen,
rectoren en kerkelijke kunst. Krachtig is Sint Alfonsus (1696 – 1787) in lichte
steen, hij riep deze orde tot leven. ‘Redemptor betekent Verlosser’, legt Jelle
uit. Het beeld van de patroonheilige van dit klooster, de H. Gerardus van
Majella (1726 – 1755) maakt stil. Hij wilde capucijn worden maar werd door zijn
broze gezondheid afgewezen. Uiteindelijk vond hij onderdak bij de nog jonge
congregatie van de redemptoristen. Wonderlijke genezingen kwamen door zijn
toedoen tot stand. Miraculeus was de uitdeling van brood aan hongerigen,
terwijl de kloostervoorraad niet verminderde.
Jelle gaat ons in vaart voor door
sacristie, de kloosterkerk, de Maria-kapel, de Gerardus-kapel, tenslotte
belanden we in de grafkelder. Het is eerst griezelen, maar de zorgvuldigheid
waarmee de doden worden bijgezet doet het gevoel omslaan. ‘Op welke plaats,
denken jullie, wordt de laatste redemptorist begraven?’ We raden. Jelle lacht
en wijst naar de nis naast het lichtknopje. ‘Hier, want hij moet het licht
uitdoen.’ Het breekt de spanning. In gietende regen en springend over plassen
hollen we achter onze gids aan. Nog even wandelen door de imposante bibliotheek
uit 1894 en al is na het verdwijnen van de seminaristen in 1976 een groot deel
van de 100.000 boeken naar de Katholieke Universiteit in Nijmegen gegaan, er
staat nog meer dan genoeg. Ik roep mijn naam, zwakjes klinkt het na, de
akoestiek is prachtig.
De
weg naar de Smartenkapel is nu bekend, vanmorgen zijn we de eersten en voelt
het al een beetje thuis. We zeggen de teksten in wisseling met Jelle. De
gestaagheid toelaten geeft verbondenheid, doet naar binnen kijken. Brood en
wijn ontvangen; een groot goed om zo de dag te mogen beginnen. Wat is
belangrijk, wat is ondergeschikt en wat ligt in het midden.
Ontbijten,
wandelen door de kloostertuin, de mini-pony’s bekijken van broeder Bonaventura,
een bezoek aan de uitgebreide abdijwinkel, kaarten schrijven, dan de
verstilling zoeken. Een groep redemptoristen uit Vlaamse kloosters maakt dat we
met ruim twintig mensen de warme
maaltijd gebruiken. Jelle leest uit de psalmen, we bidden aansluitend
het ‘Onze Vader’, reiken elkaar de schotels. Getik van bestek, rustige
gesprekken.
De
zon schijnt, het Limburgs landschap lokt. Wandelen, indrukken ordenen, de wind
voelen. Ik peins over de pastorale rol van deze broeders in het Zuid-Limburgse
heuvelland. Hun aanbod van cursussen op het gebied van spiritualiteit, kerk en
samenleving en pastorale toerusting, de Kloostermiddagen en
Kloosterontmoetingsdagen. Redemptoristen zijn eigenlijk ‘de franciscanen van de
stad’.
Er
is een broeder overleden, er is geen avondgebed maar een avondwake. Voor een
raam in de gang kijk ik naar de verlichte gangen aan de overzijde. Vier lagen
boven elkaar, duidelijk zijn de schilderijen van de rectoren te zien en paters op weg naar de avondwake. Straks zijn
we met Ageeth en Jelle te gast bij Sonja en Suren. Sonja heeft een Armeens feestgerecht
gemaakt, walnoten in suiker in een dagenlang proces. De volgende dag zullen we
afreizen. Wat deden deze dagen temidden van de redemptoristen me persoonlijk?
Ze leerden me over geloof, hoop en liefde. Maar ze deden me vooral beseffen dat
we steeds meer naar elkaar toe groeien…
--------Opmerking: inmiddels zijn we 10 jaar verder. Verschillende paters zijn overleden. Daarom besloot men in 2018 het klooster te sluiten.