Oog voor de schepping
Bij
het opruimen van de boekenkast hield ik plots het aardige natuurdagboek van de
Engelse Edith Holden in handen. Het bestaat uit spontane aantekeningen van
waarnemingen die zij gedurende het jaar 1906 deed. De charme van dit boek zit
niet alleen in het ongekunsteld vertellen van deze niet-biologe, maar ook in de
prachtige aquarellen en de wat nostalgisch aandoende uitvoering van het geheel.
Ik was verkocht en liet de kast voor wat het was en las:
13
april, Goede Vrijdag. Naar Burrator geweest en afgedaald naar de Meavy Glen.
Alles is erg droog; een flinke regenbui zou veel goed doen en heel wat bloemen
tevoorschijn toveren. In het dal stond het tussen de stenen en boomwortels
langs de Meavy vol sleutelbloemen en klaverzuring. Alle essen bloeiden; sommige
jonge esdoorns hadden al volop blad en bloemen. Terwijl we uitrustten aan de
oever, steeg tussen de bomen tegen de helling aan de overkant een reiger op,
zeilde weg over de kruinen; het roze en grijs van zijn poten en veren was tegen
de bruine achtergrond van naakte takken heel duidelijk te zien. Dwars door de
hei liepen we naar huis.
14
april, Stille zaterdag. De eerste boerenzwaluw en een citroenvlinder gezien.
15
april, Eerste Paasdag. Alweer een stralende dag. Een paartje huiszwaluwen
gezien, gekeken naar de forellen in de vliet en in een jonge meidoorn het bijna
afgebouwde nest van een vink gevonden.
17
april, dinsdag. De dagkoekoeksbloem…
Wat
vreemd! Waarom ontbreekt Tweede Paasdag? Juist die dag zou Edith Holden bij het
eerste krieken van de dag tot het neervallen van de duisternis op pad moeten
zijn. Was ze ziek? Had ze die dag geen zin? Deed ze mogelijk iets wat haaks
stond op haar natuurbelevenissen? Of
hield ze die Tweede Paasdag een ziek familielid gezelschap? Ik bestudeerde
de foto op de achterzijde van het boek. Jong en mooi in haar fluwelen jurk met
een wit kraagje. Onzuiverheid was ver te zoeken. Ik hield het op het laatste.
Vast staat dat Edith Holden oog had voor de schepping en daarmee de Schepper
eerde…