Overbrugd

Overbrugd

vrijdag 29 mei 2015


Prieuré deVausse  

Wie vanuit Auxerre in zuidoostelijke richting rijdt  kan in Noyers-sur-Serein een tussenstop maken, daarna is de afstand naar de Prieuré de Vausse nog maar kort. De bij elkaar geharkte informatie over dit kloostertje is veelbelovend.
Anséric IV van Montréal, uit het huis Montréal, besloot in de 12e eeuw tot het stichten van de priorij. Hij vond daarvoor een open plek in het bos van St. Jean, enkele kilometers verwijderd van zijn kasteel. In 13e eeuw was het kloostertje gereed en had de moederabdij in het bos van Chatillon aan de Seine er een dochter bij. In de bloeitijd van het klooster verbleven er 21 cisterciënzer monniken. Het was in de tijd van de kruistochten, grote heren bezochten tijdens hun reizen het klooster en schonken geld, granen, grondstoffen of weiderechten. Zo boerden de monniken flink vooruit en genoten steeds meer aanzien. Vausse werd een geliefd pelgrimsoord, de kerk was al gauw te klein, dus werd er in de 14e eeuw een kapel aan de kerk gebouwd en weer later werden twee beschadigde kruisgangen herbouwd. Toen kwamen de eeuwen van neergang, de toegezegde giften werden door de erfgenamen bestreden, verval teisterde de priorij, het aantal monniken nam af en in 1763 werd de enige nog in Vausse levende kloosterling door het moederklooster opgenomen.

Smal en slingerend voert de weg langs stoppelige net geoogste korenvelden, afgewisseld met grote velden zonnebloemen die aan de akkerranden al geel kleuren, het grote nog groene vlak in het midden ligt er verwachtingsvol bij. Een wegkruis in smeedijzer, een wegkruis in brokkelige steen. Nauwgezet raadplegen we de kaart: spoorweg over, weg volgen. En net als we ons afvragen of dit allemaal nog klopt, rijst een bord op met een pijl: PRIEURÉ DE VAUSSE. Achteloos in de berm staat een auto geparkeerd. Beklemmende verlatenheid.

We rijden onder de poort door, open schuren met opgestapeld hout, dichte stallen, een landbouwmachine staat rijklaar, zwarte kippen scharrelen rond. In de ronding ligt de kapel, het klooster leunt er vertrouwelijk tegenaan. Witte hortensia’s tegen strak grijze muren, het reliëf  boven de kleine ramen eindigt in een kruis en dat geeft houvast.

 
In de deuropening staat een forse man in werkkleding, hij is de boer annex beheerder. Snelle woorden en gebaren, voordat we het weten staan we in de kapel waar een expositie hangt van hedendaagse kunst. Grote kleurige vlakken laten spaarzaam stukken grijs zien. Alleen de hier aanwezige kruisribben met bescheiden sculpturen verraden voorbije religie. En hoe mooi kunst ook kan staan in oude ruimtes, het liefst zou ik hier alles van de muren halen en inruilen voor een sober kruis, een afgebrokkelde Madonna en een vleugje gregoriaans.

Drie bezoekers komen binnen, ze wandelen snel langs de kunst, graaien even tussen de gereed liggende folders. De beheerder rommelt wat en wacht af. Dan nodigt hij ons vijven uit hem te volgen. Met een grote sleutel opent hij de poort naar het klooster en dan staan we in de kloostergang.
 
 
 
Strak, sober en verval tegenover intimiteit en spiritualiteit. Door de eeuwen heen gingen monniken al mediterend in gestage tred rond deze kloosterhof. Oude geglazuurde tegels, oneffen en brokkelig, op een richel staat een dozijn bruine karaffen, in een hoek een paar eigentijdse rubberen laarzen. Forse gedenkstenen voorzien van lijfspreuken en wapens van voorhene abten leunen tegen de muur, iets verder zie ik een afbeelding van een ineen gedoken cisterciënzer monnik; doofde hij letterlijk en figuurlijk hier het licht? Zwaluwen hebben in talloze nesten een onderkomen gevonden. Ze scheren pijlsnel door de gangen, maken een rondje boven de kloosterhof, keren weer terug. Op sommige plekken liggen hun uitwerpselen in een dikke korstige laag.
 

Tussen de zuilen door blik ik naar de meest schilderachtige kloosterhof die ik ooit zag. Uitbundig bloeiende geraniums, afgewisseld met  gebruiksvoorwerpen uit het kloosterverleden. Over de kloosterhof zou Bernardus van Clervaux in toorn ontsteken; sober, kleurloos en rechtlijnig, zo hoort het! 
 
 
Deze binnentuin streelt het oog en doet het hart van de hedendaagse mens een opwaarts sprongetje maken. Rozen rood, geel en wit bloeien om het hardst, in de hoek staat een eenzame goudsbloem. Voorzichtig laat ik de vingers langs bloem en broze steel gaan. Hoe komt het dat ik de goudsbloemen van oma vroeger alledaags vond en nu wonderlijk zacht wordt bij deze ene goudsbloem? Om het plaatje af te maken staat in het midden een oude waterput waarop korstmossen fraaie patronen vormen. De katrol erboven is al jaren werkeloos, in de put is gaas gespannen en er bloeien paarse bloemen door de openingen. De drie andere bezoekers staan midden in de hof, één van de drie leest luidkeels de informatiefolder voor. Net als ik een plaatje wil maken van een sprekend stukje muur drentelt een andere bezoeker op zijn gemak naar die plek en gaat lekker zonnebaden. ‘Geduld… geduld… geduld… ‘, zo leerde Bernardus. Om de irritatie kwijt te raken doe ik nog een rondje kruisgangen. Nu pas ontdek ik dat alle deuren zijn afgesloten en na de eerste treden van een uitgesleten trap wijst een bordje ‘Privé’ me streng terug. Plots komt er iemand vanachter een deur tevoorschijn, hij werpt me een duistere blik toe. Of speelt het boek van Nicci French, wat ik tijdens deze vakantie lees, me parten? Ik weet het zeker, deze man lijkt op Adam, de psychopaat die zijn kersverse echtgenote probeert te vermoorden.   

Haastig duik ik de abtentuin in; struiken, bomen, een moestuin, tokkende kippen, weg plotselinge schrik. Net als ik me buk om onder het met bruidssluier bedekte poortje door te gaan valt mijn oog op de verweerde de monnik aan de bovenzijde van de poort, gedeeltelijk verstopt onder het groen. In zijn ene hand heeft hij een bijbel, in de andere een schop, het gezicht gaat grotendeels schuil achter de kap, niets mag afleiden. Het beeld laat me niet los, raarder nog, de monnik gaat mee en nestelt zich op de terugweg tussen ons in. ’Bid en werk, Ora et Labora en laat je niet afleiden van het wereldse’, fluistert hij. ‘Gemakkelijk praten, stribbel ik tegen, ‘wil jij een poosje in deze tijd leven?’ ‘Juist nu is onze leefregel zo heilzaam’, klinkt zijn antwoord en dan is hij weg. Terug naar zijn plek boven de poort in de kleine priorij van Vausse, schuilend onder de bruidssluier…