Overbrugd

Overbrugd

vrijdag 19 juni 2015


Gekoesterde saamhorigheid

Het middenstuk van de geprezen èn verguisde Kamper Stadsbrug gaat gestroomlijnd omhoog, een schip nadert over de IJssel. En wachtend ontvouwt zich voor mijn ogen een vroege herinnering.

Twee brugwachters voorzien van ferme petten lopen snelle rondjes om een brede rechtopstaande staaf op het middenstuk van de voormalige Van Nahuysbrug in Hasselt. In hun handen bevindt zich een enorme pook, daarmee kunnen ze het beweegbare deel van de brug zijwaarts laten draaien. Het schip vaart tussen de brugeinden door, de brugwachters lopen opnieuw rondjes, langzaam wordt de brug over het Zwartewater weer een smal lang eind. De groep scholieren op de kade zet zich log in beweging en fietst over de brug. Kwart voor acht is het uiterste tijdstip van vertrek voor de 11 kilometer lange tocht naar Zwolle.

We fietsen in schuine rijen naast elkaar en beslaan de hele weg. De eersten zijn windvangers, de anderen rijden in hun luwte. Op gezette tijden vindt een wisseling plaats, ondertussen wordt er gepraat, gelachen en gescholden. Soms klinkt er boos getoeter van buschauffeurs of automobilisten, de fietsers raken geïrriteerd in onvolwassen denken: de weg is immers van ons! We passeren Zanddepôt, een half afgegraven gebiedje afgeschermd door kreupelhout. Daar moet je ’s avonds niet wezen, het is er onguur en er gebeuren vreemde dingen. Wat precies? De lage struiken hebben er weet van. We passeren Ruimzicht met de steeds veranderende kleur van het kunstmatig aangelegde stuk water. Om de kromming begint het zwaarste deel van de tocht, het ‘rechte eind’, zonder enige mogelijkheid van schuilen voor regen of ander zwaar weer. De wind lijkt nu van voren te komen, we fietsen twee aan twee, auto’s gaan ongehinderd voorbij. Een jongen houdt een ingewikkeld betoog, het meisje er naast lacht hem uit, hij geeft haar een ferme duw. De achterbuur raakt mijn spatbord, een kleine slinger, het gaat goed. Twee meisjes proberen nog snel een meetkundesom op te lossen,  een jongen fluit schel de nieuwste song van Cliff Richard. Het miezert. Bij Frankhuis ruiken we Zwolle, de weg daalt en we daveren langs de melkfabriek, werpen een blik op de roestige  fabrieksklok, haasten ons langs de omzoomde bomenweg en het kerkhofje, fietsen in rap tempo over de Hoogstraat en door de Kamperstraat, dan langs het stijlvolle gerechtsgebouw, nemen de Koestraat met de deftige woningen en passeren de Sassenpoort. De klok wijst vijf voor halfnegen. We zeilen tussen het met klimop begroeide rooms-katholieke ziekenhuis en een kleine azijnfabriek door, verlaten de Assendorperdijk en rijden met hoogrode kleuren het schoolplein op, de eerste schoolbel gaat. Dan zwermen we uit elkaar, de saamhorigheid wordt opgeheven.

 
Het schip passeert de Kamper Stadsbrug en koerst naar verre einders, het middendeel van de brug zoeft naar beneden. Ik ben terug bij het heden, de wind bolt mijn jas, het water is onrustig. Maar de koestering van de saamhorigheid van  toen verwarmt me…