Overbrugd

Overbrugd

maandag 29 juni 2015


Picardië – deel 6

De geschiedenis trekt voorbij
 
Een voltreffer raakte haar en het Kindje in de Eerste Wereldoorlog. Ze knakte voorover, maar bleef op haar hoge plek als een hoopgevend symbool. Toen werd ze moe en tuimelde naar beneden. De buigende Maagd van Albert...

De hemel heeft zich leeggeregend, aarzelend meldt de zon zich. We vertrekken vanuit Amiens in noordoostelijke richting naar het ruim 30 km verder gelegen Albert. In de Eerste Wereldoorlog werd dit plaatsje tot in de verste uithoeken van de aardbol bekend. Een Duitse voltreffer raakte in 1915 het Maria­beeld op de torenspits. Maria en het Kindje vielen niet naar beneden maar bleven wonderlijk hangen onder een hoek van negentig graden. Het was alsof Maria onafgebroken boog naar ieder die naar haar opblikte. 'Als de Madonna naar beneden komt zal de oorlog voorbij zijn', zo meende men. Pas op 16 april 1918 werd dit een feit, de oorlog echter zou nog tot november duren. De onop­hou­delijke bombar­dementen verwoestten Albert beetje bij beetje. Dan weer was het in handen van de Duitsers, dan weer in Franse, dan weer in Engelse handen. Het stadje werd de basis van waaruit de ver­schrik­kelijke slag aan de Somme werd gele­verd. Telde Albert bij aan­vang van de oorlog nog 7343 inwoners, aan het eind van de oorlog waren er nog 120 inwo­ners.

De stad is herbouwd, middel­punt is de neobyzantijnse basiliek Notre-Dame-de-Brebières. Duizenden pelgrims uit Noord-Frankrijk en België trekken in mei hierheen om te bidden tot de Maagd en via haar tot Christus. De geschiedenis van de basiliek is bijzonder. Ooit stampte een herder hier op de grond omdat zijn schapen bleven treuzelen. Hij raakte toen het voorhoofd van het heiligen­beeld. Op deze plek kwam een kapel. Met kerstmis kwamen de herders hier naar toe en tijdens de hoogmis mochten ze op hun doedelzakken spelen. Het beeld werd in 1727 overge­bracht naar de inmiddels gebouwde parochie­kerk. Maar in het tumult van de revolutie moest het beeld onderduiken. Verstopt in een zoutton wachtte de Madonna op veiliger tijden. Eind 19e eeuw werd groots uitgepakt met de bouw van de basiliek Notre-Dame-de-Brebières (brebis = schaap). Albert Roze, beroemd beeld­houwer uit Amiens, deed er nog eens een flinke schep bovenop en ontwierp voor de toren een Madonna van blad­goud. Tot 1914 werden Maria op de toren en Maria in de kerk gekoesterd en aanbe­den. Toen was het voorbij. Er vielen naar schatting 2000 granaten op het heiligdom. De kleine Madonna in de kerk werd opnieuw in veiligheid gebracht, de grote Madonna boog voor het oorlogs­ge­weld en viel uiteindelijk uitge­put met haar Kind naar beneden. De basiliek werd her­bouwd in de oor­spronke­lij­ke stijl, zij het eenvou­diger. De kleine Madonna ging er weer wonen en boven­op de toren werd de inmiddels opge­knapte grote Madonna in 1931 met veel indruk­wek­kende plech­tighe­den her­plaatst.

Al van ver is de 10 meter hoge koepel op de torenspits zichtbaar. De Maagd balanceert op de top hiervan met het hooggehouden Kindje. Haar ranke gouden lijf steekt fraai af tegen de bleekblauwe lucht, ijle wolken drijven langs. Vanaf deze plek lijkt ze normaal van postuur, in werkelijkheid is ze een reuzin die 5 meter lang is. En ook het Kindje mag er wezen met de lengte van een volwas­sen mens. Misschien slaakt het vanuit de hoogte wel opgewonden gilletjes en ziet het verrukt neer op het hoofd van zijn moeder. Het is rustig op het plein voor de basiliek. We beklimmen de trappen.






Op het timpaan boven de toegangsdeur is Christus verbeeld. In zijn ene hand bloedt het spijkergat na, in de andere ligt een gouden hart omgeven door een stralenkrans. Dat vangt de aandacht. Fraaie bogen en bewerkte muren in het kerkportaal. In de kerk is het scheme­rig, maar als ik aan de lichtval gewend ben is de pracht overwel­digend. Van hoog tot laag is de kerk een lust voor het oog. Vierkante pilaren voorzien van ingewikkelde patronen. Boven de ver­schillende altaars zijn onbe­kende heiligen weergegeven in fijne mozaïe­ksteen­tjes, naar boven kijkend zijn de muren bedekt met muurschilderingen en nog weer hoger zijn aan weerszij­den tien kleine ven­sters. De legende verbonden aan de Notre-Dame-de-Brebières is moeiteloos te volgen in dit glas-in-lood. Het mooiste is daarboven. Een plafond in donkerblauw, waarop rode balken voor de vlakver­deling zorgen en gouden biezen en krullen er een juichend geheel van maken. Het moet heerlijk zijn om uitgestrekt op zachte kussens mee te drijven in die pracht met alle verlies voor tijd. Op dit moment is het lekker rustig in de kerk. Iemand krijgt orgelles en brengt er weinig van terecht, het is niet storend. Dan komt er een groep Engelsen binnen. Ze hebben de pas er goed in en lopen gezwind over de 'mozaïekloper' naar het altaar. Ik trek me terug in de doopkapel. Hier staan de stoelen nog om het vierkante zandstenen doopvont. De koperen deksel van het doopbekken bestaat uit twee helften, het ene deel wipt iets omhoog. Voorzich­tig druk ik dit deel tegen het andere deel, het veert weer omhoog. Mooie symboliek, het doopvont blijft toegankelijk. In het fraaie glas-in-lood-raam herken ik de engel Gabriel die Maria bezoekt. Het past goed in de doopkapel, maar biechthok­jes op deze plek zijn vreemd. Een goudkleuri­ge kruisweg op donkerrode achter­grond, vierkante staties voorzien van brede reliëf lijsten. De schoon­heid van deze kruisweg maakt eerder blij dan ingeto­gen. De orgelles is voorbij, het is luisterend stil. Indrukken komen tot rust, de geschiedenis trekt voorbij. Een kerk, herrezen op de funde­ring van een kapot geschoten kerk met hoog op de toren Maria met het Kindje. Vanuit de gebogenheid, vanuit de val, kwamen ze terug. Stralend en sterker dan ooit...