Picardië – deel 6
De geschiedenis trekt voorbij
De geschiedenis trekt voorbij
Een voltreffer raakte haar en het Kindje in de
Eerste Wereldoorlog. Ze knakte voorover, maar bleef op haar hoge plek als een
hoopgevend symbool. Toen werd ze moe en tuimelde naar beneden. De buigende
Maagd van Albert...
De hemel heeft zich leeggeregend, aarzelend meldt de
zon zich. We vertrekken vanuit Amiens in noordoostelijke richting naar het ruim
30 km verder gelegen Albert. In de Eerste Wereldoorlog werd dit plaatsje tot in
de verste uithoeken van de aardbol bekend. Een Duitse voltreffer raakte in 1915
het Mariabeeld op de torenspits. Maria en het Kindje vielen niet naar beneden
maar bleven wonderlijk hangen onder een hoek van negentig graden. Het was alsof
Maria onafgebroken boog naar ieder die naar haar opblikte. 'Als de Madonna naar
beneden komt zal de oorlog voorbij zijn', zo meende men. Pas op 16 april 1918
werd dit een feit, de oorlog echter zou nog tot november duren. De onophoudelijke
bombardementen verwoestten Albert beetje bij beetje. Dan weer was het in handen
van de Duitsers, dan weer in Franse, dan weer in Engelse handen. Het stadje
werd de basis van waaruit de verschrikkelijke slag aan de Somme werd geleverd.
Telde Albert bij aanvang van de oorlog nog 7343 inwoners, aan het eind van de
oorlog waren er nog 120 inwoners.
De stad is herbouwd, middelpunt is de
neobyzantijnse basiliek Notre-Dame-de-Brebières. Duizenden pelgrims uit
Noord-Frankrijk en België trekken in mei hierheen om te bidden tot de Maagd en
via haar tot Christus. De geschiedenis van de basiliek is bijzonder. Ooit
stampte een herder hier op de grond omdat zijn schapen bleven treuzelen. Hij
raakte toen het voorhoofd van het heiligenbeeld. Op deze plek kwam een kapel.
Met kerstmis kwamen de herders hier naar toe en tijdens de hoogmis mochten ze
op hun doedelzakken spelen. Het beeld werd in 1727 overgebracht naar de
inmiddels gebouwde parochiekerk. Maar in het tumult van de revolutie moest het
beeld onderduiken. Verstopt in een zoutton wachtte de Madonna op veiliger
tijden. Eind 19e eeuw werd groots uitgepakt met de bouw van de basiliek
Notre-Dame-de-Brebières (brebis = schaap). Albert Roze, beroemd beeldhouwer
uit Amiens, deed er nog eens een flinke schep bovenop en ontwierp voor de toren
een Madonna van bladgoud. Tot 1914 werden Maria op de toren en Maria in de
kerk gekoesterd en aanbeden. Toen was het voorbij. Er vielen naar schatting
2000 granaten op het heiligdom. De kleine Madonna in de kerk werd opnieuw in
veiligheid gebracht, de grote Madonna boog voor het oorlogsgeweld en viel
uiteindelijk uitgeput met haar Kind naar beneden. De basiliek werd herbouwd
in de oorspronkelijke stijl, zij het eenvoudiger. De kleine Madonna ging er
weer wonen en bovenop de toren werd de inmiddels opgeknapte grote Madonna in
1931 met veel indrukwekkende plechtigheden herplaatst.

Op het timpaan boven de toegangsdeur is Christus verbeeld. In zijn ene hand bloedt het spijkergat na, in de andere ligt een gouden hart omgeven door een stralenkrans. Dat vangt de aandacht. Fraaie bogen en bewerkte muren in het kerkportaal. In de kerk is het schemerig, maar als ik aan de lichtval gewend ben is de pracht overweldigend. Van hoog tot laag is de kerk een lust voor het oog. Vierkante pilaren voorzien van ingewikkelde patronen. Boven de verschillende altaars zijn onbekende heiligen weergegeven in fijne mozaïeksteentjes, naar boven kijkend zijn de muren bedekt met muurschilderingen en nog weer hoger zijn aan weerszijden tien kleine vensters. De legende verbonden aan de Notre-Dame-de-Brebières is moeiteloos te volgen in dit glas-in-lood. Het mooiste is daarboven. Een plafond in donkerblauw, waarop rode balken voor de vlakverdeling zorgen en gouden biezen en krullen er een juichend geheel van maken. Het moet heerlijk zijn om uitgestrekt op zachte kussens mee te drijven in die pracht met alle verlies voor tijd. Op dit moment is het lekker rustig in de kerk. Iemand krijgt orgelles en brengt er weinig van terecht, het is niet storend. Dan komt er een groep Engelsen binnen. Ze hebben de pas er goed in en lopen gezwind over de 'mozaïekloper' naar het altaar. Ik trek me terug in de doopkapel. Hier staan de stoelen nog om het vierkante zandstenen doopvont. De koperen deksel van het doopbekken bestaat uit twee helften, het ene deel wipt iets omhoog. Voorzichtig druk ik dit deel tegen het andere deel, het veert weer omhoog. Mooie symboliek, het doopvont blijft toegankelijk. In het fraaie glas-in-lood-raam herken ik de engel Gabriel die Maria bezoekt. Het past goed in de doopkapel, maar biechthokjes op deze plek zijn vreemd. Een goudkleurige kruisweg op donkerrode achtergrond, vierkante staties voorzien van brede reliëf lijsten. De schoonheid van deze kruisweg maakt eerder blij dan ingetogen. De orgelles is voorbij, het is luisterend stil. Indrukken komen tot rust, de geschiedenis trekt voorbij. Een kerk, herrezen op de fundering van een kapot geschoten kerk met hoog op de toren Maria met het Kindje. Vanuit de gebogenheid, vanuit de val, kwamen ze terug. Stralend en sterker dan ooit...