Picardië – deel 5
Jules Verne's laatste rustplaats
Jules Verne's laatste rustplaats
De verhalen in steen zijn op deze begraafplaats
indringend. Frivool en vroom tegelijk, gedurfd soms in uitvoering. Zoals de
tombe van de beroemde schrijver Jules Verne. Hij rust èn waakt...
Na enig zoeken staan we voor een breed hek aan de
drukke Rue St. Pierre. Daarachter ligt de Cimitière de la Madeleine. Naast de
ingang staat een overvolle afvalbak. Dan gaan we de stilte in waarin monumenten
vertellen over het begraven van mensen die leefden in de 19e eeuw. Grote
trekpleister van de Cimitière de la Madeleine is het graf van de beroemde
schrijver Jules Verne. Het moet volgens de informatie dicht bij de ingang zijn,
er zijn meerdere paden. Welke zullen we nemen? Er komt een dame langs met een
gietertje in de hand. In mijn beste Frans vraag ik waar de tombe is van Jules
Verne. Ze lacht en wijst naar een plek onder hoge coniferen iets verderop.

Op de graven staan de kleine tempels dicht bij
elkaar, als knusse huisjes in een straatje. Ze zijn omgeven door roestige
hekken, toegangspoortjes hangen scheef. Grafmonumenten lijken mutsen van
klimop te dragen, ruitjes in de tempels ontbreken, soms steekt er nog een
scherf uit de sponning. Alle tijdsbesef verdwijnt. Ik lees de namen. De Famille
Legrand, Famille Lenooir-Renard en de Famille Guillaume hebben dezelfde
grafkapellen, de sterfdata liggen ook dicht bij elkaar. Hier en daar is in deze
tempels nog een beschadigd glas-in-lood-raam aanwezig. Ik tel vier Maria's
tegen één Goede Herder.
De Cimetière de la Madeleine gaat door voor de mooiste
van Amiens en staat op de monumentenlijst. Een cultureel erfgoed. Het terein
is glooiend, groepjes rustiek bomen worden afgewisseld door open stukken groen.
Verrukkelijke velden vol klaver, speelse weiden met een tapijt van gele
bloemetjes. Er is nog voldoende plaats voor uitbreiding. Het nieuwere gedeelte
van de begraaftuin doet denken aan een doorsnee Franse begraafplaats.
Grafplaten strak tegen elkaar gelegd met daarop rijen grafbordjes met lieve
teksten en verkleurde foto's van de dierbaren. Uitbundige rozen, lelies,
gladiolen, maar ook veel bloemen van porselein, in mandjes, kransen en in
kruisvorm. Een vogel vliegt van de top van een tempel naar het hoogste punt van
een overwoekerd crucifix en laat vanaf die plek zijn diepe trillers horen als
eerbetoon aan de ontslapenen. We toeven even bij een gemeenschappelijk en
streng graf van de zusters Ursilinen. Ik tel 53 gedenkplaten, er zijn nog een
paar open vlakken. Samen in het leven, verenigd in de dood. Op een hoge zerk
prijkt de buste van een fiere dame behangen met onderscheidingen. Victorine
Autrec was arts van de armen, zo lees ik. Ze werd 67 jaar en dat is voor nu
niet oud. En wat te denken van een 25 meter hoge obelisk? Moeizaam ontcijfer ik
de gegevens; Jean Marest werd slechts 42 jaar, zijn lieve Marie Josephe Honeur
daarentegen werd 71 jaar. In het grafmonument staan twee verroeste half
afgebroken stoeltjes met daartussen een doorgezakte tafel, waarop een stapel
stenen. Vergankelijke glorie. Soms is een zerk verzakt, door de kier is nog net
een griezelige ruimte zichtbaar. Soms ook groeit er zomaar op een graf een
boom. De nabestaanden van deze lieve doden zijn inmiddels ook al in de aarde
opgenomen, niemand zal de graven meer verzorgen. Twee jonge mensen gaan voorbij
met bloemen in de hand. Ze overleggen in trage woorden. En dan zie ik haar
opeens, een replica van de huilende engel uit de Cathédrale Notre-Dame te
Amiens. Ze rust tegen een grauwe zerk en is half opgenomen in de bemoste steen.
Geen naam, vermoedelijk een eerbetoon aan alle jongens die vielen in de Eerste
Wereldoorlog. 'Jouw plek in de volle zonneschijn aan de rand van een open veld
is beter dan die donkere plek in de kooromgang van jouw evenbeeld', vertrouw ik
haar toe. Haar huilen lijkt ook minder indringend te zijn. Hoe zal het hier
zijn in de herfst als de kastanjes vallen en vroege morgenmist de contouren van
de stenen verzacht. Hoe zal het hier zijn in de winter als er een witte laag
op de tempeltjes ligt die alle geschondenheid bedekt. Op een gammele houten
bank laat ik de gedachten toe. Een unieke begraafplaats met asfaltweggetjes,
verborgen kromme zandpaden, laantjes bedekt met dennennaalden, dennenappels
overal verspreid. De laatste aantekeningen maak ik zittend op het uiterste
puntje van een bemoste tombe. 'Dank u dat ik hier even mocht rusten', zeg ik
tegen een onleesbare naam...