Overbrugd

Overbrugd

vrijdag 12 juni 2015


 Teder en geborgen

We kwamen elkaar tegen tijdens een studiedag. Het klikte en de rest van de dag trokken we  zusterlijk op. Ik stuurde haar een kaartje, zij mij een brief. En waar het begin en het eind van haar schrijven over onze ontmoeting ging, was vooral het middenstuk van de handgeschreven brief bijzonder. Het was zelfs zo bijzonder, zo troostend en helend dat ik na lang wikken en wegen, met medeweten van de briefschrijfster, een aantal fragmenten weergeef.

‘Vandaag zit ik in alle stilte aan de eetkamer tafel, waar nu de zon naar binnen schijnt en een merel vlak voor het raam naar voedsel zoekt. Alles komt tot rust en toch is daar leven in. Natuurlijk leven. Zo wordt ‘ verteerd’ en komt alles samen.’

 
De zeggingskracht van deze laatste woorden raakte me diep. Even lei ik de brief terzijde en keek de stille wintertuin in op zoek naar beelden bij het geschrevene. Tussen dor hout een eenzame groenblijver, verwaaide hoopjes dorrend blad, een pot met verwelkte geraniums. Iedere plant, iedere struik in het gezamenlijke proces van afsterving. Vanuit dat zijn samen wachten, wachten op de eerste groeiprikkels. Steeds weer die kringloop, zo wonderlijk ongewoon.

‘Een geluksmoment’, zo ging de schrijfster verder, ‘tot rust komen en aanschouwen en in alles de liefde weten. Ook in wat was en wat komen zal. Dat besef is genade. We hoeven het leven niet te maken, het is het natuurlijke zijn dat ons voedt en in beweging brengt.’  

Er bekroop me een niet te beschrijven gevoel, een mengeling van treurnis, heimwee en onzekerheid. Ik las de alinea opnieuw. Toen pas zag ik het woordje ‘liefde’. De gevoelens leken zachter te worden, daarnaast was er een voorzichtige onderstroom van vertrouwen. Was dat genade? Meebuigen als een riet in de wind, de kans op breken wordt dan zoveel kleiner. Hoe vaak zei ik dat niet? Maar er uit leven is anders. Strakke momenten, ingehouden adem, weinig buigzaam; ook zij dienen tot vorming van de mens. Maar altijd zullen ze ingehaald worden door het natuurlijke zijn; riet dat meewiegt in de wind.

Mijn lieve vriendin voor één dag besloot haar schrijven met: ‘Verdriet en zachtheid maken ons leven ook teder en teer. En een teder mensenkind is zó geborgen, wordt zó gedragen…’