Tonnerre
De morgen begon met hoosbuien en flinke windvlagen, maar
in de middag zijn de weergoden uitgeraasd en zijn we op weg naar Tonnerre, een
kleine stad ten oosten van Auxerre, dicht bij de grens van de provincie
Champagne. Een toeristische route in wisselende hoogtes, die voert langs
wuivende korenvelden, verre akkers en onverwachte zonnebloemvelden. Hoge
stapelwolken proberen het blauw te overstemmen.
Ons doel is l’Hôpital Notre-Dame-des-Fontenilles, één van
de oudste ziekenhuizen in Frankrijk, destijds bedoeld voor de armen. Stichteres
hiervan was Margaretha van Bourgondië, gravin van Tonnerre, Koningin van
Sicilië en Jeruzalem en weduwe van Karel I van Anjou. Ze leed mee met het
lijden van armlastigen en besloot zich voor hen in te zetten. Geld had ze en
gul was ze ook. In 1293 werd met de bouw van het ziekenhuis gestart en in 1295
al werden de eerste zieken er binnengedragen. Margaretha verpleegde, gaf troost
waar nodig, stond stervenden bij. Oorlogen, revoluties, het ziekenhuis bleef
overeind. Zelfs toen in 1359 het Engelse leger Tonnerre binnenviel en na het
drinken van 3000 vaten wijn ook nog eens het stadje in brand stak, werd het
ziekenhuis gespaard. Maar dat kwam doordat Koning Edward III er werd verpleegd.
Tot 1650 was het een hospitaal, daarna werd het een kerk. Evenals elders werden ook hier de doden
begraven. Tijden de Revolutie werden verschillende graven beschadigd, het
gebouw bleef echter intact. Inmiddels is l’Hôtel-Dieu kundig gerestaureerd en
herleeft hier het verleden op beklemmende wijze.
Al is Tonnerre klein, het is er aangenaam en gezellig,
smalle straatjes en goed bezette terrasjes. Even zoeken, een paar keer vragen,
maar dan staan we op een rustig plein voor l’Hôtel-Dieu. Een langgerekt
grauwstenen gebouw, forse steunberen houden het bouwwerk in gareel, het rode
dak verrast vanwege het grote oppervlak. Kaartjes en uitleg bij de receptie,
een geur van wierook drijft uit het winkeltje met ons mee de ziekenzaal binnen.
En dan is het staan in een overweldigende ruimte en zoeken naar beelden van
toen. Hier werden de armsten verzorgd, getroost en bijgestaan tot hun adem
stokte.
Er klinken flarden van muziek.
Rechts van het altaar is de ‘Chapelle du Revestière’. Hier is een 15e
eeuwse graflegging opgesteld, gemaakt
door de broers Jean-Michel en Georges de la Sonnette. Een beroepsfotograaf is
net bezig. Hij rolt snel een kabel op en schuift een statief in elkaar. De
zakelijkheid van de fotograaf druist in tegen het leed van de treurenden. Ik
voel me voor beiden een indringer. Maar dan is het stil worden bij deze
schitterende beeldengroep op ware grootte, zo puur en zo levensecht, dat ik op
afstand mee zou kunnen huilen. Nicodemus vat met beide handen het hoofd van
Jezus en Joseph van Arimatea licht eerbiedig beide voeten al op. Naast
Nicodemus staat Maria, haar gelaat gaat schuil achter een grote omslagdoek, zo
kan ze ongezien de tranen laten gaan,
Johannes neigt zijn hoofd naar haar. Zij tweeën, een groep in de groep.
Naast Johannes heft Maria Magdalena haar handen half omhoog in luid weeklagen.
Twee heilige vrouwen maken de halve kring vol. Bij lang kijken is het alsof
Christus langzaam worden opgetild. De fotograaf blijft wachten in een hoek van
de kapel. Nog net zie ik bij het verlaten van de kapel hoe de kabels
vliegensvlug worden uitgerold. En ik voel me laf, laf omdat ik niet blijf om op
te letten, zodat de mensen rond Jezus hun werk in eerbied kunnen afmaken. We
wandelen naar de uitgang. De jongeren pauzeren, ze zitten in een grote kring op
de grond en drinken uit plastic flesjes. Een hospitaal, werd een kerk, werd een
museum en is soms een theater. Maar in die kleine kapel staan nog steeds de
getrouwen rond de gestorven Meester…