Overbrugd

Overbrugd

maandag 8 juni 2015


Weg van drukke campings, pretparken en volpension resorts zoek ik de rust en stilte van abdijen en middeleeuwse stadjes in Auxerre en omgeving…

Fontenay

‘Verscholen aan het uiteinde van een groene vallei en omringd door het Forêt de Fontenay ligt in de buurt van Montbard dit schitterende voorbeeld van pure Cisterciënzer kloosterbouw.’
Zo wordt de beroemde Abbaye de Fontenay  beschreven. En wie ook maar even in de gelegenheid is te gaan kijken moet dit zeker doen, want hier wordt een flinke tip van de cisterciënzer sluier opgelicht. We maken er, vanuit Auxerre, een heerlijke dagtocht van.

Donkere luchten vol beweging, heftige buien, uitgestrekt landschap met een spaarzaam en boerderij, het boek Woeste Hoogte komt hier tot leven. Dan onverwacht helgele stoppelvelden, hellingen vol rijpende druiven en velden met treurig geknakte zonnebloemhoofden.
We kiezen een rustige weg die voert langs Chamblis, Tonnere en Ancy-le-Franc. De abdij van Fontenay werd gesticht in 1118 door Bernardus van Clervaux en is één van de eerste dochterkloosters van Cîteaux. De grootste bloei was tussen de 12e en de 15e eeuw, in de 16e eeuw begon het verval. In1790 werd de abdij staatsbezit en in 1820 kocht Elie de Montgolfier de gebouwen en vestigde er een papierfabriek. Maar Edouard Aynard ontdekte in 1906 de culturele èn religieuze waarde van dit alles en liet de gebouwen deskundig restaureren. Tot heden is de abdij in het bezit van de familie Aynard.

Op dit moment is het droog maar de lucht voorspelt weinig goeds en al snel weer vallen de regendruppels. Mocht Abbaye de Fontenay enigszins verscholen liggen, de weg er heen wordt goed aangegeven. We volgen een landelijk weggetje, dat zich door fijn geboomte slingert. De plots tevoorschijn gekomen zon probeert haastig de weg te drogen, in het belendende grachtje dobberen eendjes. Kaartjes gekocht en een gidsje, maar eerst sfeer proeven. Oude kloostergebouwen van doorleefde steen, scherp afgestoken kanten van gladgeschoren grasvelden, boompartijen en veel bloeiende planten, slechts enkele bezoekers. Dat laatste is goud waard!
 
De eerste aanblik van de kruiskerk geeft duidelijk de cisterciënzer gedachte weer: geen tierelantijnen, maar soberheid. De toren ontbreekt, boven het simpele portaal zijn zeven lancetvormige vensters aangebracht als verwijzing naar de zeven sacramenten. Kleine vensters in de langgerekte kerk laten het daglicht nauwelijks zien. De forse pijlers vertellen over strengheid en kracht, maar bij rondwandelen ervaar ik ook zuiverheid en een sacrale sfeer.
 
In de noordelijke arm van de kruiskerk staat eenzaam op een sokkel Onze Lieve Vrouwe van Fontenay, ze stamt uit de 13e eeuw en is prachtig. Ik aai voorzichtig langs haar stenen kleed, ze reageert niet, heeft slechts aandacht voor haar Kindje.
  




 
 











We beklimmen de nachttrap en staan in de slaapzaal. Een vloer van keien, maar het daglicht mag hier binnenkomen. Fraai is het plafond van kastanjehout.












We dalen weer af, een kleine deur naast de nachttrap geeft toegang tot de kruisgangen en dan is het roerloos genieten van opperste schoonheid. Deze gangen met de aangrenzende ruimtes waren toen en zijn ook nu het hart van de abdij. Hier voerden de monniken hun taken uit, hier lazen ze de geschriften en prevelden ze lopend hun gebeden. Zitten op een brede richel en proberen de beelden van nu te laten vervloeien in de beelden van toen.


Het regent opnieuw, eerst zacht, dan plenzend, dakgoten ontbreken, het water komt kletterend naar beneden, in de kruisgangen ontstaat een intieme sfeer, het buitengebeuren is ver weg. Dubbele zuiltjes stutten de kleine rondbogen en zorgen voor fraaie doorkijkjes naar de kloosterhof. Het grasveld is in vier vlakken verdeeld, op iedere buitenhoek staat een conifeer, op de binnenhoeken staan buxusbollen.

Het wordt drukker, Een groep Fransen wordt rondgeleid, de gids vertelt rap en druk gebarend over de abdij en de kloosterlingen van weleer. Rusten op een uitstekende rand en proeven. Opnieuw komt een groep aangewandeld, Hollandse klanken waaien over, een wit hondje trippelt mee. ‘Nee, morgen gaan we naar het politiebureau en dan komt het allemaal goed’, sust de gids een bedrukte dame. ‘Waar is toch die boekenkast?’, roept een voortvarende dame. Opeens stuift ze naar ons, wijst achter mijn schouder en roept schel: ‘Hier Piet, hier is de kast, de gleuven van de planken zitten nog in de muur!’ De brede richel blijkt een boekenkast te zijn, waarin de kloosterlingen hun boeken bewaarden. Piet komt en met Piet nog een dozijn nieuwsgierigen. Schielijk verlaten we onze riante plek, de dame en Piet en al die andere Pieten storten zich op de kast. 

In de oostelijke galerij van de kloostergang geeft een fraai bewerkte poort toegang tot de kapittelzaal. In deze grote ruimte voorzien van kruisribgewelven kwamen abt en monniken dagelijks bijeen. Hier lazen ze een kapittel (hoofdstuk) van de Regel van Benedictus en bespraken de lopende zaken van de gemeenschap. We dwalen door de zaal van de monniken, we dwalen door de verwarmingszaal, het wordt drukker, de ingetogen sfeer is voorbij. De regenbui drijft weg, de tuin noodt. Spuitende fonteinen, een waterval die zich over vier etages naar beneden stort onder toeziend oog van een verweerd engeltje. De voetjes staan bijkans in het water maar de talrijke forellen in pijlsnelle wendingen hebben geen weet van blote voetjes. Tuinlieden snoeien halfhoge heggen en wieden de bloembedden, geurende rozen en onbekende soorten lelies. Pronkstuk is een reusachtige plantaan uit 1780 met een omvang van zes meter. We wandelen naar de ziekenzaal. Hier werden de zieken op veilige afstand van de abdij verpleegd en kweekten de monniken hun geneeskrachtige kruiden. Tot slot maken we een gang langs de smederij, de woning van de abten, de bakkerij en de kapel voor gasten.
 
Na die vele indrukken is het zoet wandelen in het bos van Fontenay. Bij het gaan langs oude paden nadert bescheiden het cisterciënzer gedachtegoed om met ons in gesprek te gaan…