Overbrugd

Overbrugd

maandag 6 juli 2015


Picardië – deel 1 

Niets voelen bij het hoofd van Johannes de Doper

Met haar afmetingen mag ze zich het grootste gotische bouwwerk van Frankrijk noemen en een kunstcriticus omschreef haar als 'het Parthenon van de gotiek'. Ze huisvest een huilende engel en ook het voorhoofd van Johannes de Doper is er te vinden...
 
Amiens bruist van leven op dit vroege uur, maar op het plein voor de Cathé­drale Notre-Dame is het nog rustig. Gisteravond zaten hier belang­stellenden tot laat op de stenen trappen naar het kleur­rijke licht­spekta­kel te kijken, waarbij de kerk in sprookjesgloed werd gezet. Maar mooier nog wisselt de kathedraal van kleur in natuurlijk licht; blauw in de nevel, verblindend in de ochtend, verguld in de middag en roze in de onder­gaande zon. Glorieus rijst de oogstrelende westelij­ke gevel van de kerk omhoog.


Duizelig staar ik naar boven. De veelheid aan beelden, sculpturen en versie­ringen zetten de gedach­ten stil. Alleen maar kijken en proberen contact te maken met deze oogverblin­dende schoonheid. In de jaren negentig van de vorige eeuw werd de gevel gereinigd met laserstralen, hij steekt hier­door merk­waardig licht af tegen de vergrauwde omgevende gebou­wen. De twee stompe ongelijke torens van 67 en 62 meter hoog vormen één geheel met de gevel en doen volledig mee in het spel van schoonheid. De Cathédrale Notre-Dame is 145 meter lang, 70 meter breed en is 112 meter hoog. De geschiedenis is boeiend. Ooit stond hier een grote romaanse basiliek, maar deze werd in 1218 door brand verwoest. Men wist ternauwernood het tijdens de Vierde Kruistocht buitge­maakte voor­hoofd van Johannes de Doper te redden. Reden waarom bisschop Évrard de Fouilloy opdracht gaf voor dit relikwie een nieuwe kerk te bouwen, nog schoner en mooier dan voorheen. In 1220 werd met de bouw begonnen en in hoog tempo was na 50 jaar de kathedraal voltooid. Daardoor werd het architectonisch een eenheid. Drie portalen die elkaar in vroomheid evenaren. Het linker portaal is gewijd aan de heilige Firmin, de eerste bisschop van Amiens. Dan is rechts het Portail de la Mère de Dieu met voorstellingen uit het leven van Maria. Het middelste heet het 'portaal van de mooie God' en Christus siert daar de middelste pijler. Een legende vertelt hoe de kunstenaar die dit beeld moest scheppen hier maar niet in slaagde. Hij bad tot Christus om inspiratie en zie zijn gebed werd verhoord. Een melaatse vroeg de kunstenaar of die hem naar de kathe­draal wilde bren­gen, zodat hij tot Christus kon bidden. De kunstenaar voldeed aan dit ver­zoek, de melaatse kuste daar uit dankbaarheid de grond en vroeg de kunste­naar hetzelfde te doen. Toen de kunstenaar dit deed en omhoog keek naar het gezicht van de melaatse was dit veranderd in een prachtige kop voor het Christusbeeld. Als een bezetene toog hij aan het werk tot hij er dood bij neer viel, maar het beeld was af.

Rechts en links van Christus zijn apostelen en profeten en op het timpaan daarbo­ven is het Laatste Oordeel uitgewerkt. Hoog boven de portalen is een galerij met 22 beelden, voorstellende de koningen van Juda. Het voelt goed om langs Chris­tus de Cathédrale Notre-Dame binnen te gaan en dan is het even slikken vanwege de ruimte. Mensen worden mensjes in miniatuur. Doordat het glas-in-lood is vervangen door helder glas is de kerk opmerkelijk licht. Forse pilaren met kunstig gestucte figuur­tjes bij de kapitelen, hoog daarboven het kruisribge­welf. Évrard de Fouilloy ligt in brons uitge­strekt en steekt bezwe­rend twee stijve vingers omhoog. Onder zijn baar staren zes welpen naar de bezoekers. Een hek rond de bisschop beschermt hem voor handtastelijkheden. En voor de gezelligheid ligt op identieke wijze naast hem zijn opvol­ger Geoffroy opge­baard. Achter de bisschop­pen is op de vloer een labyrint aangebracht. Zeven drie­hoeken vormen samen een groot vlak, waar gelovigen al kruipend en biddend de 234 meter lange weg kunnen afleggen om tot inkeer te komen. Behoedzaam trek ik de schoenen uit en loop voorzichtig langs de heldere lijnen. Van inkeer komt niets, er is concentratie voor nodig om niet van de weg af te raken. Net als bij de levens­weg. Een klas komt binnen, de onderwijzer wenkt en zwaait, kijkt bezwerend en heeft moeite de aandacht te vangen. De kinderen duwen, rekken en trekken en wiebelen heen en weer voor een hoog-reliëf waarop te zien is hoe de heilige Firmin onthoofd wordt. Iets verder staat een beeld van Herodias. Ze is fors en heeft weelderige vormen. Een femme fatale met veel vergulde versie­ringen. Ze kijkt triomfantelijk weg in de ruimte, in haar hand bengelt losjes aan een haarpluk in steen het hoofd van Johannes de Doper.

 Het orgel wordt intussen zacht be­speeld, er komen steeds meer bezoekers. Veel herdenkingsborden in rood, blauw en goud met teksten in Engels en Frans die verwijzen naar de Eerste Wereldoor­log. En dan vind ik hem, niet groot, niet indrukwekkend, haast verstopt: de wenende engel (1628). Hij is mollig met dikke huidplooien, zijn rechter grote teen is afgebro­ken, zacht zit hij te snikken op het graf van kanunnik Guilain Lucas. Ik zou hem mijn zakdoek willen geven, maar ach hij zit net iets te hoog. In de Eerste Wereldoor­log werd hij voor velen het symbool van de hoop. Ansichtkaar­ten met zijn afbeel­ding werden naar alle uithoeken van de wereld verstuurd. Iets verder dringen bezoekers samen voor een klein getralied venster. Op de tenen staand zie ik een bord versierd met edelstenen waarop het voorhoofd ligt van Johannes de Doper. Het is grotendeels bedekt met een goudkleurige kap. Een klein stukje neus is nog over en lijkt opge­vuld. Deze donkere frommeligheid is onwerke­lijk en roert me niet. Een moeder plant haar viertallige kroost op de treden van een altaar, de heilige die boven de kinder­hoofden troont mag mee op de foto. De kinderen lijken zo weggeplukt van de zonnewei evenals hun moeder. Voorlopig zijn ze nog wel even zoet met het maken van een plaatje gezien de levenslust van de kinderen en de perfectie van de moeder. Naden­kend zit ik op een bank en peins wat na. Dan loop ik langzaam langs Christus naar buiten en zeg zacht: 'Dank U dat u mensen inspi­reerde tot zoveel  schoons, maar vergeef me dat ik niets voel bij het hoofd van Johannes de Doper'...