Overbrugd

Overbrugd

vrijdag 3 juli 2015


Picardië – deel 3

Verrassende tuinen van Valloires

Een vergeten kloostertuin is omgetoverd tot een beroemd tuinencomplex. De verrassende symboliek doet ingeslapen spiritualiteit herleven. Een must, de Tuinen van Valloires in het gebied van de Somme...

Het laatste gedeelte van de tocht naar de abdij van Valloires loopt door een magnifiek landschap. Onverwacht heuvel­ach­tig met verrassende door­kijkjes, velden met graan en af en toe een weide met oplich­tend wit vee. Dromerige huisjes, smalle weggetjes met snelle wendingen, dan ligt daar opeens in volle schoonheid de abdij. Op de kleine parkeer­plaats laat ik de geschiedenis van dit romantische bouwwerk inwerken. In de 12e eeuw werd de abdij gesticht door cisterciënzer monniken onder bescher­ming van Guy II van Ponthieu. Maar oorlogen beschadigden de abdij. Gelukkig voelden in de 18e eeuw een prior en een bisschop zich geroe­pen de herbouw in gang te zetten. Een vredige tijd brak aan, maar toen kwam de Revolutie en moesten de monni­ken vluchten. De abdij bleef gespaard maar eind 19e eeuw kreeg het klooster een andere bestem­ming en werd weeshuis. Tegen­woordig is de abdij gesplitst in twee delen: één voor pro­bleemkinderen, het andere deel voor gasten. Grote trekpleister is echter niet de abdij, maar zijn de oogstre­lende tuinen van Valloires. Ze zijn in 1987 ontworpen door land­schapsarchitect Gilles Clément. Op een oppervlakte van 7 hectare zijn 4000 soorten planten geschikt en herschikt. Vooral prachtig is de wijze waarop de tuin is ingedeeld. Het voorste gedeelte heeft het karak­ter van een strak geometrische Franse tuin, terwijl zich op het wat hogerop gelegen gedeelte erachter een Engelse tuin uitstrekt, die is onderver­deeld in een aantal 'eilan­den' met ieder een eigen thema en kleur. Vandaag is dit kleine paradijs ons doel.

Onderzoekend wandelen we door de kloosterpoort, groeten brutaal ogende knaapjes en drentelen rond op het grote abdij­plein op zoek naar de kaartjes­verkoop. Ouders met grote tassen lopen gericht in en uit, een meisje in het wit duwt een container voort. We worden niet opgemerkt en lopen door een hek en nog eens door een hek, staan dan aan de achterzijde van de abdij. Ook hier ouders die tassen meezeulen en rondhangende kinderen. Een jongen met een rammelen­de sleutel­bos groet ons en verdwijnt weer. En net als we het niet meer weten ontdek­ken we een bordje: LES JARDINS. We volgen de ferme pijlen en staan even later voor de ingang van de tuinen, die vanuit de abdij gezien aan de achter­zijde ligt van het kloosterterrein. Een ruime winkel met tuinboe­ken, tuin­kaarten, tuindiertjes van allerlei materiaal, tuingeur­tjes... Het duizelt. De dame van de kaartjes geeft al pratend een informatiefol­der en voorzichtig duwen de toegangsdeur naar de tuin open. Twee pauwen vergezel­len ons de eerste meters, keren dan resoluut terug om de volgende bezoekers te begelei­den. Langs een border met heesters bereiken we een terras met zitjes.  

 
Het uitzicht over de vlakke stille groenheid, geometrisch van vorm, onderbroken door kleurige plekken en oprijzend gebladerte met als achter­grond de grijze abdij, doet denken aan een kalen­derblad. Alleen maar kijken naar deze volmaak­te compositie. Vlak voor ons ligt de 'planten-klooster­gang'. Rond dit stuk van de tuin staan evenveel taxuszui­len als er stenen zuilen zijn in de klooster­gang. In het midden is een laag ommuurde plek met planten, dat moet de kloosterhof voorstellen. Tussen de vierkant gesnoeide halfhoge groene zuilen wandel ik door de denkbeeldige klooster­gang. Haast vanzelf past mijn stap zich aan. Door het nog eens te lopen komt er langzaam ruimte voor meditatie.  

 
Een bezoekster bukt zich om de naam van een plant te lezen, haar partner steunt op zijn stok en kijkt ver weg de ruimte in. Via een trap om­zoomd door hagen van schijnhulst en haag­beuk komen we in de witte tuin. Hier zijn alle planten wit met zilvergrijs blad. Dit ontwerp sluit aan bij de zuiver­heid van de cister­ci­ënzers. Bij de sterk geuren­de bloemen van de Vibumum carlesii vind ik een verwijzing naar monni­ken ver gezocht. We wande­len terug naar het grote gazon en via de kersenbo­menlaan komen we in de gele tuin met een bijzondere collectie forsyt­hia en ganzerik en dwalen daarna door de eilanden­tuin, die is geïnspi­reerd op de Engelse land­schapstui­nen. Van wintereiland, naar gulden eiland, naar scha­duweiland, naar het Hydrangea met een indruk­wekkende verzame­ling hortensia's. Het zilveren eiland ligt er verlaten bij en ook in het kamperfoelie-eiland zijn we de enige bezoeker. Struiken en bomen lijken in deze verlatenheid directer contact te zoeken met de bezoeker. De pracht van het eiland met purperblad is niet te omschrijven. Zag ik ooit zoveel tinten rood en violet bijeen? Zitten op een bank, luisteren naar de stilte die af en toe onder­bro­ken wordt door de roep van een vogel. Het betrokken weer benadrukt de afzon­de­ring, kloostergevoelens ontwaken. Nieuw is de tuin van de 5 zintuigen. We onder­gaan het avontuur van de SMAAK en eten onbe­spoten vruchten, we schudden aan de trilpopulier om het GEHOOR te testen. We raken vreemde planten aan voor de TASTZIN en buigen ons diep over het hart van een uitbundige bloem voor de REUK. Nog net ontdek ik onder een lage struik een broedende kip. En ach het ZIEN hoeven we niet te testen, het was er al bij het betreden van deze tuin. Achter­in de Franse tuin is het rosarium. De rangschikking in vierkantjes stamt uit de tijd van de monni­ken, waarin iedere monnik verantwoordelijk was voor een klein stukje terrein. Rozen van diep fluweel rood tot maagdelijk wit, daartus­sen spannende schik­kingen van vaste planten en decoratieve groentesoor­ten. Tussen de hoogste­ligen en laagsteligen wordt druk gewandeld, gefotogra­feerd, aanteke­ningen gemaakt. Ik ga op zoek naar de 'Rose de Cisterciënzers', die in 1998 gekweekt is ter ere van het 900-jarig bestaan van de Orde van Citeaux. Vol verwachting reik ik naar een prachtige zalmroze stevig gesteelde roos en lees 'Rose de Cluny'. Ook deze abdij is dus opgenomen in de rozentuin. Nog één keer loop ik door de groene klooster­gang en bedenk dat eigenlijk de hele tuin één groot klooster is...