Weimar, een op vele manieren gezegende plek
Tussen
Erfurt en Jena ligt Weimar als kleine parel in het dal van de rivier de Ilm. Al
het goede viel en valt de stad ten deel. Zit het geheim in de naam? Weimar komt
van Wimares en dat betekent ‘gezegende plek’. Al in 1218 werd een nederzetting
gevestigd rond de nog prille Jacobskirche, in 1245 kreeg Weimar een gezicht.
Natuurlijk werd er geknokt. Tussen baronnen onderling, tussen
Weimar-bestuurders en Wettiners, maar in de zestiende eeuw waren de hertogen
van Thüringen de baas. Luther maakte een stop in Weimar tijdens zijn reizen en
hield er stevige reformatorische preken; Bach, als musicus actief aan het hof
van Weimar, componeerde er zijn meest bekende stukken. Maar Weimar ademt vooral
Goethe, dichter en schrijver, die zich er in 1775 vestigde en bleef wonen tot zijn
dood in 1832. Een duizendpoot, die niet alleen literair hoog stond
aangeschreven, maar ook verdienstelijk tekende. Daarbij heeft hij veel betekend
op politiek en cultureel terrein en belangrijke wetenschappelijk ontdekkingen
gedaan.
Weimar
heeft ook een andere kant. Acht kilometer ten westen van de stad ligt de
Ettersberg: daar daalden mensen af in het duisterste duister, vernederde de ene
mens de andere mens tot de dood er op volgde. Concentratiekamp Buchenwald, plek
van weergaloos leiden. Dietrich Bonhoeffer verbleef er voordat hij werd
terechtgesteld in kamp Flossenberg.
Onder
grote paraplu’s beginnen we de wandeling. In ganzenpas steken we de
Coudraystrasse over en volgen de borden naar het Deutches Nationaltheater. Voor
de ingang staan ze hoog op een sokkel, de dichters Goethe en Schiller. Hun
vriendschap was hecht en rijk in wederzijdse inspiratie. Overdag turen ze
eensgezind in chic zwart naar iedere voorbijganger, ’s avonds kijken ze in
hetzelfde zwart naar bezoekers in stijlvolle avondkleding.
Paraplu’s
worden ingeklapt, de tocht voortgezet naar de Schillerstrasse, naar het
woonhuis van Johann Christoph Friedrich von Schiller. De dichter en
toneelschrijver woonde er slechts kort, van 1802 tot zijn overlijden in 1805 op
46-jarige leeftijd. Maar de voetstappen van Johann Wolfgang von Goethe daar
moeten vele zijn. Schiller behield, in tegenstelling tot Goethe, veel meer zijn
oorspronkelijke christelijke orthodoxie.
Weimar
heeft een aparte charme, die bezoekers naar een hoger niveau tilt. In 1999 mocht
ze zich culturele hoofdstad van Europa noemen en is als enige stad drie maal
opgenomen op de lijst van Werelderfgoed. We wandelen door de met bomen omzoomde
winkelstraat, waar verzorgd publiek ontspannen flaneert. De zon is er
bijgekomen, de terrassen lopen vol. Drentelen rond de kaartenmolen: Slotmuseum,
Bauhaus Museum, Franz-Liszt-Haus, Lucas-Cranach-Haus, Goethehaus. Overleg.
‘Naar het Goethehaus’, roept de club eensgezind, maar als we op de Frauenplatz
voor het woonhuis annex museum staan blijkt het wegens onderhoudswerkzaamheden
gesloten. Dat is slikken, want dit is wel het hart van Weimar. Hier woonde en
werkte Goethe bijna vijftig jaar lang. Geen blik in de kamers en kamertjes,
geen kijkje in de oude tuin. We spoelen de teleurstelling weg met koffie en
zoeken troost in vorstelijk gebak.
Wederom
overleg: Fürstengruft of Jakobskirche, laatste rustplaats van Goethe of plek
waar hij met Christiane Vulpius na veertien jaar ‘wilder Ehe’ in 1806 huwde. De
Jakobskirche wint, maar eerst nemen we nog een kijkje in de ‘Herderkirche’.
Nadat de kerk twee maal was afgebrand werd ze tussen 1498 en 1500 in
laatgotische stijl herbouwd. Nu is de
St.-Peter und Paul een barokke stadskerk en vernoemd naar de
cultuurfilosoof historicus en dichter Gottfried Herder. De kerk heeft iets
extra’s: Luther preekte hier meerdere malen. Is het exterieur van de kerk in
rustig wit met leisteengrijs, het interieur maakt me onrustig. De preekstoel in
rood, wit en weelderig goud voert de boventoon, de wanden in geel, wit en roze
geven een benauwend gevoel. Luther lijkt ver weg. Opgelucht verlaat ik de St.
Peter und Paul en volg de anderen door een wirwar van straten en steegjes naar
de Jakobskirche. Een romantisch ogende kerk in roomkleur met mokkakleurige
banden en in vakjes verdeelde vensters. Bijzonder zijn de grafmonumenten, die
in tijdloosheid leunen tegen de kerkmuur.
Ze vertellen zonder woorden over de
eeuwigheid. Hun boodschap wordt versterkt wanneer we een wandeling maken over
het rond de kerk liggende kerkhof. Schiller rustte hier ooit, maar werd later
bijgezet in de Fürstengruft, naast Goethe. Er lopen werklieden in en uit de
kerk, ons angstig vermoeden is juist: ook hier geen toegang wegens renovatie.
Geen blik in het hart van de Jakobskirche, geen blik in de zachtgele sacristie
waar Goethe zijn eenvoudige en spontane Christiane huwde. Ondanks gemiste
historische plekken voelde ik de adem van Luther, Bach en Goethe in deze
inspirerende stad…