Overbrugd

Overbrugd

woensdag 15 juli 2015

Thüringen (7)

Weimar, een op vele manieren gezegende plek

Tussen Erfurt en Jena ligt Weimar als kleine parel in het dal van de rivier de Ilm. Al het goede viel en valt de stad ten deel. Zit het geheim in de naam? Weimar komt van Wimares en dat betekent ‘gezegende plek’. Al in 1218 werd een nederzetting gevestigd rond de nog prille Jacobskirche, in 1245 kreeg Weimar een gezicht. Natuurlijk werd er geknokt. Tussen baronnen onderling, tussen Weimar-bestuurders en Wettiners, maar in de zestiende eeuw waren de hertogen van Thüringen de baas. Luther maakte een stop in Weimar tijdens zijn reizen en hield er stevige reformatorische preken; Bach, als musicus actief aan het hof van Weimar, componeerde er zijn meest bekende stukken. Maar Weimar ademt vooral Goethe, dichter en schrijver, die zich er in 1775 vestigde en bleef wonen tot zijn dood in 1832. Een duizendpoot, die niet alleen literair hoog stond aangeschreven, maar ook verdienstelijk tekende. Daarbij heeft hij veel betekend op politiek en cultureel terrein en belangrijke wetenschappelijk ontdekkingen gedaan.



Weimar heeft ook een andere kant. Acht kilometer ten westen van de stad ligt de Ettersberg: daar daalden mensen af in het duisterste duister, vernederde de ene mens de andere mens tot de dood er op volgde. Concentratiekamp Buchenwald, plek van weergaloos leiden. Dietrich Bonhoeffer verbleef er voordat hij werd terechtgesteld in kamp Flossenberg.

Onder grote paraplu’s beginnen we de wandeling. In ganzenpas steken we de Coudraystrasse over en volgen de borden naar het Deutches Nationaltheater. Voor de ingang staan ze hoog op een sokkel, de dichters Goethe en Schiller. Hun vriendschap was hecht en rijk in wederzijdse inspiratie. Overdag turen ze eensgezind in chic zwart naar iedere voorbijganger, ’s avonds kijken ze in hetzelfde zwart naar bezoekers in stijlvolle avondkleding.
 

 
Paraplu’s worden ingeklapt, de tocht voortgezet naar de Schillerstrasse, naar het woonhuis van Johann Christoph Friedrich von Schiller. De dichter en toneelschrijver woonde er slechts kort, van 1802 tot zijn overlijden in 1805 op 46-jarige leeftijd. Maar de voetstappen van Johann Wolfgang von Goethe daar moeten vele zijn. Schiller behield, in tegenstelling tot Goethe, veel meer zijn oorspronkelijke christelijke orthodoxie.

Weimar heeft een aparte charme, die bezoekers naar een hoger niveau tilt. In 1999 mocht ze zich culturele hoofdstad van Europa noemen en is als enige stad drie maal opgenomen op de lijst van Werelderfgoed. We wandelen door de met bomen omzoomde winkelstraat, waar verzorgd publiek ontspannen flaneert. De zon is er bijgekomen, de terrassen lopen vol. Drentelen rond de kaartenmolen: Slotmuseum, Bauhaus Museum, Franz-Liszt-Haus, Lucas-Cranach-Haus, Goethehaus. Overleg. ‘Naar het Goethehaus’, roept de club eensgezind, maar als we op de Frauenplatz voor het woonhuis annex museum staan blijkt het wegens onderhoudswerkzaamheden gesloten. Dat is slikken, want dit is wel het hart van Weimar. Hier woonde en werkte Goethe bijna vijftig jaar lang. Geen blik in de kamers en kamertjes, geen kijkje in de oude tuin. We spoelen de teleurstelling weg met koffie en zoeken troost in vorstelijk gebak.      

Wederom overleg: Fürstengruft of Jakobskirche, laatste rustplaats van Goethe of plek waar hij met Christiane Vulpius na veertien jaar ‘wilder Ehe’ in 1806 huwde. De Jakobskirche wint, maar eerst nemen we nog een kijkje in de ‘Herderkirche’. Nadat de kerk twee maal was afgebrand werd ze tussen 1498 en 1500 in laatgotische stijl herbouwd. Nu is de  St.-Peter und Paul een barokke stadskerk en vernoemd naar de cultuurfilosoof historicus en dichter Gottfried Herder. De kerk heeft iets extra’s: Luther preekte hier meerdere malen. Is het exterieur van de kerk in rustig wit met leisteengrijs, het interieur maakt me onrustig. De preekstoel in rood, wit en weelderig goud voert de boventoon, de wanden in geel, wit en roze geven een benauwend gevoel. Luther lijkt ver weg. Opgelucht verlaat ik de St. Peter und Paul en volg de anderen door een wirwar van straten en steegjes naar de Jakobskirche. Een romantisch ogende kerk in roomkleur met mokkakleurige banden en in vakjes verdeelde vensters. Bijzonder zijn de grafmonumenten, die in tijdloosheid leunen tegen de kerkmuur.
 
 
Ze vertellen zonder woorden over de eeuwigheid. Hun boodschap wordt versterkt wanneer we een wandeling maken over het rond de kerk liggende kerkhof. Schiller rustte hier ooit, maar werd later bijgezet in de Fürstengruft, naast Goethe. Er lopen werklieden in en uit de kerk, ons angstig vermoeden is juist: ook hier geen toegang wegens renovatie. Geen blik in het hart van de Jakobskirche, geen blik in de zachtgele sacristie waar Goethe zijn eenvoudige en spontane Christiane huwde. Ondanks gemiste historische plekken voelde ik de adem van Luther, Bach en Goethe in deze inspirerende stad…