Overbrugd

Overbrugd

dinsdag 18 augustus 2015


 Limburg (1)

Zuid-Limburg is ons eigen buitenland

Heuvels, kastelen en wijngaarden, ze zijn er volop. Evenals verstilde dorpen met vakwerkhuizen
verstopt tussen hoogstamboomgaarden. Talloze kapellen en veldkruisen zijn ademgevende spirituele plekken. Voeg de meanderende riviertjes toe en de Bourgondische sfeer en zie binnenland lijkt buitenland te worden. Dat alles staat voor Zuid-Limburg.


Tussen bovengenoemd schoon ligt het Geuldal als een kleine parel met een rijke kalkflora. De hoogteverschillen in dit beboste gebied zijn groot, daardoor lijkt de Geul soms op een woeste bergstroom. Wandelen is hier klimmen.

We kiezen de wandeling langs de Geul, het snelst stromende riviertje van Nederland. Startpunt is de Sint-Mauritiuskerk in Schin op Geul. Even lopen we verkeerd, maar al gauw zitten we op het goede spoor en volgen het geel gemarkeerde pad langs de Geul. Haaks op het wandelpad zijn de kleine paadjes naar de strandjes en de stroomversnellingen. Fraaie doorkijkjes en reusachtige balsemienen in donkerrood zorgen voor een paradijselijke sfeer. We steken de spoorwegovergang over, gele bewegwijzering maakt plaats voor rood en dan begint de straffe klim door het Schaelsbergerbos naar de Kluis.
 
 
De beloning boven is groot: in het stille groen is daar een wit huis-met-kapelletje. We wandelen er om heen, gluren door de poort en zien een goed onderhouden hof met buxus en grind. De begroeiing is dicht, voor een plaatje klim ik op de picknicktafel. Tijd voor een broodje en luisteren naar het gekwinkeleer van de vogels. De heer van Kasteel Schaloen heeft de kluis laten bouwen. Tussen 1688 en 1930 hebben daar zestien monniken in stilte en afzondering geleefd. Waren ze door het voedsel heen dan lieten ze door het luiden van de klok aan de dorpsbewoners in het dal weten dat ze honger hadden. De bekendste kluizenaar is Henricus Weerts geweest. Hij leefde er tussen 1860 en 1889 en schreef zijn belevenissen op met een kroontjespen. Vier jaar diende hij als zouaaf in het pauselijk leger, toen de strijd was verloren ondernam hij een berouwvolle pelgrimstocht naar Palestina. Het doek, gezicht op de Heilige Stad dat hij meebracht, hangt nog steeds in de kluis. Ik wandel langs de buitenkruisweg, eigentijdse staties in pijnlijk wit. Geen opstapjes of afstapjes, deze kruisweg is gemakkelijk op de knieën te doen. Dat is jammer, een kruisweg lopen moet naast innerlijke beroering vooral lijfelijk pijn doen. We verlaten de serene plek, rode paaltjes maken plaats voor gele. Een kruisbeeld, af en toe een vergezicht, we voelen ons dwergjes op het holle pad met menshoge wallen. Een buizerd is op zoek naar een prooi, open veld, fraaie bermflora, af en toe een typisch Limburgse boerderij.
 
Na Kasteel Schaloen, passeren we ‘de drie beeldjes’ en sluiten af bij de op een verhoging staande Sint-Mauritiuskerk, één van de oudste kerken in Limburg. Dwalen over de begraafplaats met bijzondere 17e-eeuwse grafkruisen, een spiritueel geschenk.
 

Afstanden kent Zuid-Limburg niet. Vanuit Schin op Geul voelt een ritje Abdij Rolduc bij Kerkrade als een diepe zucht. De geschiedenis van de abdij komt over als een spannende roman. De jonge priester Ailbertus van Antoing wilde met beide broers in het Land van Rode een ascetisch leven leiden. Ze kregen van Graaf Adelbert van Saffenbert, eigenaar van de burcht van ’s-Hertogenrade, een stuk grond waarop ze een houten kapelletje bouwden. De gemeenschap werd een klooster van Augustijner koorheren met als leefregel ‘ één van ziel en één van hart’. Er brak een tijd aan van grote bloei, maar in de 14e, 15e en 16e eeuw sloeg het verval toe. Midden 17e eeuw keerde het tij.

Heette de abdij aanvankelijk ’s-Hertogenrade, vanaf de 18e eeuw was de Franse vertaling Rode-le-Duc verkort tot Rolduc. In 1796 werd de abdij door de Fransen opgeheven en verlieten de koorheren Rolduc. Na 35 jaar leegstand bracht Bisdom Luik er de priesteropleiding onder; na de Belgische afscheiding vertrok deze en werd Rolduc eigendom van de Bisschop van Roermond. Inmiddels mag Rolduc zich het grootste multifunctionele abdijencomplex noemen van de Benelux met een conferentieoord en diverse onderwijsinstellingen waaronder het grootseminarie van het bisdom Roermond.

De dubbele poort van Rolduc geeft links toegang tot het voorplein van de abdij en rechts tot de hoeve Kloosterrade. Tussen de poorten staand houdt Maria onafgebroken de wacht. Het is op dit vroege uur rustig, dat maakt rondwandelen tot een feest. In een met bomen beplant perk groeten we de stichter van Rolduc Ailbertus van Antoing, al is zijn gestalte versteend, hij is zeer aanwezig. Voor een bezoek aan de kerk moet men zich vervoegen bij de receptie.
 
 
En die is te bereiken via het abts- en gastenhuis, een indrukwekkend pand in Maaslandse renaissancestijl. Hoog in de gevel staat ‘AUSPICE DEO’, onder Gods bescherming. Achter de voordeur zetelt een monumentaal trappenhuis met zware eikenhouten trappen. We gaan op zoek naar de receptie en dwalen van de ene ruimte in de andere. Foto’s van koninklijke gasten en andere hoge wereldleiders sieren de wanden. Een vriendelijke meneer wijst ons de weg. De kerk is donker, maar in prachtige schilderingen trekt de bijbel voorbij. Het hoogaltaar vult aan, zo ontmoeten we Abel, Melkisedek en Abraham, maar ook de Emmausgangers zijn er. Een trap leidt naar de crypte. Ailbertus groeten is zijn  sarcofaag aanraken.  


Hoorbare stilte doet alles vergeten, dit is het oudste gedeelte van Rolduc. In dit complex gaat het voorbije hand in hand met het huidige. We verdwalen door de kruis- en pandgangen, genieten van fraaie doorkijkjes. Overal zijn jonge mensen op weg naar hun studieplek, lachend of ernstig.
 
 
Statige gebouwen, een intiem kloosterkerkhof, een kruidentuin met wildbloemen onder een hemel van blauw en wit; ook Rolduc.

Een eenvoudige Kluis, een Abdij in multifunctioneel gebruik, ze vonden hun oorsprong vanuit de ascese van diepgelovige mensen…