Limburg (1)
Zuid-Limburg is ons eigen buitenland
Heuvels, kastelen en wijngaarden, ze zijn er volop. Evenals
verstilde dorpen met vakwerkhuizen
verstopt tussen hoogstamboomgaarden. Talloze kapellen en
veldkruisen zijn ademgevende spirituele plekken. Voeg de meanderende riviertjes
toe en de Bourgondische sfeer en zie binnenland lijkt buitenland te worden. Dat
alles staat voor Zuid-Limburg.
Tussen bovengenoemd schoon ligt het Geuldal als een kleine
parel met een rijke kalkflora. De hoogteverschillen in dit beboste gebied zijn
groot, daardoor lijkt de Geul soms op een woeste bergstroom. Wandelen is hier
klimmen.
We kiezen de wandeling langs de Geul, het snelst stromende
riviertje van Nederland. Startpunt is de Sint-Mauritiuskerk in Schin op Geul.
Even lopen we verkeerd, maar al gauw zitten we op het goede spoor en volgen het
geel gemarkeerde pad langs de Geul. Haaks op het wandelpad zijn de kleine
paadjes naar de strandjes en de stroomversnellingen. Fraaie doorkijkjes en reusachtige
balsemienen in donkerrood zorgen voor een paradijselijke sfeer. We steken de
spoorwegovergang over, gele bewegwijzering maakt plaats voor rood en dan begint
de straffe klim door het Schaelsbergerbos naar de Kluis.
De beloning boven is
groot: in het stille groen is daar een wit huis-met-kapelletje. We wandelen er
om heen, gluren door de poort en zien een goed onderhouden hof met buxus en
grind. De begroeiing is dicht, voor een plaatje klim ik op de picknicktafel.
Tijd voor een broodje en luisteren naar het gekwinkeleer van de vogels. De heer
van Kasteel Schaloen heeft de kluis laten bouwen. Tussen 1688 en 1930 hebben
daar zestien monniken in stilte en afzondering geleefd. Waren ze door het
voedsel heen dan lieten ze door het luiden van de klok aan de dorpsbewoners in
het dal weten dat ze honger hadden. De bekendste kluizenaar is Henricus Weerts
geweest. Hij leefde er tussen 1860 en 1889 en schreef zijn belevenissen op met
een kroontjespen. Vier jaar diende hij als zouaaf in het pauselijk leger, toen
de strijd was verloren ondernam hij een berouwvolle pelgrimstocht naar
Palestina. Het doek, gezicht op de Heilige Stad dat hij meebracht, hangt nog
steeds in de kluis. Ik wandel langs de buitenkruisweg, eigentijdse staties in
pijnlijk wit. Geen opstapjes of afstapjes, deze kruisweg is gemakkelijk op de
knieën te doen. Dat is jammer, een kruisweg lopen moet naast innerlijke
beroering vooral lijfelijk pijn doen. We verlaten de serene plek, rode paaltjes
maken plaats voor gele. Een kruisbeeld, af en toe een vergezicht, we voelen ons
dwergjes op het holle pad met menshoge wallen. Een buizerd is op zoek naar een
prooi, open veld, fraaie bermflora, af en toe een typisch Limburgse boerderij.
Na Kasteel Schaloen, passeren we ‘de drie beeldjes’ en sluiten af bij de op een
verhoging staande Sint-Mauritiuskerk, één van de oudste kerken in Limburg. Dwalen
over de begraafplaats met bijzondere 17e-eeuwse grafkruisen, een
spiritueel geschenk.
Afstanden kent Zuid-Limburg niet. Vanuit Schin op Geul voelt
een ritje Abdij Rolduc bij Kerkrade als een diepe zucht. De geschiedenis van de
abdij komt over als een spannende roman. De jonge priester Ailbertus van
Antoing wilde met beide broers in het Land van Rode een ascetisch leven leiden.
Ze kregen van Graaf Adelbert van Saffenbert, eigenaar van de burcht van ’s-Hertogenrade,
een stuk grond waarop ze een houten kapelletje bouwden. De gemeenschap werd een
klooster van Augustijner koorheren met als leefregel ‘ één van ziel en één van
hart’. Er brak een tijd aan van grote bloei, maar in de 14e, 15e
en 16e eeuw sloeg het verval toe. Midden 17e eeuw keerde
het tij.
Heette de abdij aanvankelijk ’s-Hertogenrade, vanaf de 18e
eeuw was de Franse vertaling Rode-le-Duc verkort tot Rolduc. In 1796 werd de
abdij door de Fransen opgeheven en verlieten de koorheren Rolduc. Na 35 jaar
leegstand bracht Bisdom Luik er de priesteropleiding onder; na de Belgische
afscheiding vertrok deze en werd Rolduc eigendom van de Bisschop van Roermond. Inmiddels
mag Rolduc zich het grootste multifunctionele abdijencomplex noemen van de
Benelux met een conferentieoord en diverse onderwijsinstellingen waaronder het
grootseminarie van het bisdom Roermond.
De dubbele poort van Rolduc geeft links toegang tot het
voorplein van de abdij en rechts tot de hoeve Kloosterrade. Tussen de poorten
staand houdt Maria onafgebroken de wacht. Het is op dit vroege uur rustig, dat
maakt rondwandelen tot een feest. In een met bomen beplant perk groeten we de
stichter van Rolduc Ailbertus van Antoing, al is zijn gestalte versteend, hij
is zeer aanwezig. Voor een bezoek aan de kerk moet men zich vervoegen bij de
receptie.
En die is te bereiken via het abts- en gastenhuis, een indrukwekkend
pand in Maaslandse renaissancestijl. Hoog in de gevel staat ‘AUSPICE DEO’,
onder Gods bescherming. Achter de voordeur zetelt een monumentaal trappenhuis
met zware eikenhouten trappen. We gaan op zoek naar de receptie en dwalen van
de ene ruimte in de andere. Foto’s van koninklijke gasten en andere hoge
wereldleiders sieren de wanden. Een vriendelijke meneer wijst ons de weg. De
kerk is donker, maar in prachtige schilderingen trekt de bijbel voorbij. Het
hoogaltaar vult aan, zo ontmoeten we Abel, Melkisedek en Abraham, maar ook de
Emmausgangers zijn er. Een trap leidt naar de crypte. Ailbertus groeten is zijn
sarcofaag aanraken.
Hoorbare stilte doet
alles vergeten, dit is het oudste gedeelte van Rolduc. In dit complex gaat het
voorbije hand in hand met het huidige. We verdwalen door de kruis- en
pandgangen, genieten van fraaie doorkijkjes. Overal zijn jonge mensen op weg
naar hun studieplek, lachend of ernstig.
Statige gebouwen, een intiem kloosterkerkhof, een
kruidentuin met wildbloemen onder een hemel van blauw en wit; ook Rolduc.
Een eenvoudige Kluis, een Abdij in multifunctioneel gebruik,
ze vonden hun oorsprong vanuit de ascese van diepgelovige mensen…