Overbrugd

Overbrugd

maandag 24 april 2017


De Holocaust heeft veel gezichten 

 
Waarom wil ik naar het Poolse vernietigingskamp Auschwitz? Ik heb toch Theresiënstad, Natzweiler en Buchenwald in verbijstering gezien. Krakau aandoen zonder een bezoek te brengen aan het 54 km westwaarts gelegen Auschwitz is onmogelijk. Ik ga.

Een parkeerplaats vol auto’s, bussen rijden af en aan met bezoekers, bankjes voor toeristen in afwachting van toegangskaarten, terrassen met koffiedrinkers. Sta ik hier echt voor de poort Auschwitz? De gids deelt koptelefoons uit, we gaan door de poort, boven ons staat het wrange opschrift ‘Arbeit Macht Frei’ in haast sierlijke letters.


Op deze plek speelde het orkest van gevangenen iedere ochtend en avond voor de dwangarbeiders als ze vertrokken en terugkeerden.

De gids vertelt: ‘Ooit was dit een voormalige Poolse legerkazerne, maar in 1940 begonnen de nazi’s hier een concentratiekamp voor 10.000 politieke gevangenen. Ze werden ondergebracht in deze bakstenen barakken. Eigenlijk is Auschwitz 1 een soort museum. De plek is gekozen omdat hier een spoorwegknooppunt lag en geen grote stad in de nabijheid.’ Ze gaat ons voor naar blok vier, er over lezen is verlammend, de werkelijkheid is erger. Haar van gedeporteerden als een grauwe berg achter glas, in de volgende vitrine koffers in alle maten met namen in kloeke of onbeholpen letters.


Ik lees Adler Georg, Frischmann Hedwig. Opgestapelde prothesen en krukken, brillen, schoenen, pannen en bekers als een kleurige berg. Alles werd meegenomen, ze zouden het immers terugkrijgen bij vertrek? De gids brengt ons naar een ander blok; gangen met foto’s van gevangenen, starre gezichten, wijdopen ogen.


Lang kijk ik naar Eugeniusz Mitas met zijn heldere blik, een Poolse student, geboren in 12-06-1921 overleden in 14-06-1942. Foto’s van bange tweelingen gebruikt voor experimenten van de gevoelloze Mengele. En wilde men ontsnappen, dan mocht men nadenken in dit isoleergebouw waar duivelse straffen werden uitgevoerd. We zien de cel van pater Kolbe, een franciscaan, vermoord wegens verzetsactiviteiten. In deze ruimte trok de paus zich vorig jaar terug om te bidden. Op de nabijgelegen fusilladeplaats liggen bloemen, staan kaarsen.


Een grote foto tussen twee palen laat een executie zien. Heftig. Ik kijk naar iets zachts om te ‘overleven’.
 
Vier in het wit geklede religieuzen staan stil, ze lezen. Engelen? Iemand zegt: ‘En hier was God dus niet’, maar ik zie in dat stuk brood wat de ene gevangene de ander toeschuift, of die warme jas, of die troostende arm toch een stukje God. Mensen kijken verschillend, de verbijstering is gelijk. Voor iedere natie die slachtoffers heeft te betreuren is een blok toegewezen als ‘museum’. Het Nederlandse onderkomen laat een film zien van de aanvang van de oorlog en het verloop, foto’s van razzia’s, treinen die vanuit Westerbork vertrokken. Ik lees de uit de trein gegooide briefjes vol hoop.

 
Auschwitz 11-Birkenau ligt 3 km verder. Dit kamp is intact gelaten, de gids waarschuwt, een paar mensen trekken zich terug, dan gaat ze ons voor door de poort. Achter het poortgebouw is een enorm terrein. Van de 300 barakken zijn zoveel mogelijk de schoorstenen gespaard als monument.


We volgen de spoorlijn en komen op de plek waar de kapo’s de gedeporteerden met een kleine vingerwijzing selecteerden. Grote borden met foto’s tonen de beelden, het is nauwelijks te bevatten.

Aan het eind van de spoorlijn bevinden zich de ruïnes van de gaskamers en verbrandingsovens. De nazi’s vernielden ze zoveel mogelijk om hun duivelse praktijken uit te wissen. As en botten werden als mest gebruikt of in de nabije vijver gestort; op het water ligt een eigenaardig vlies. Er is een bescheiden monument met bloemen.


We wandelen lang het monument ter ere van de slachtoffers dat in 1967 werd onthuld.

 
Op twintig naast elkaar liggende plaquettes staat in verschillende talen dezelfde tekst: ‘Laat deze plaats eeuwig een kreet van wanhoop zijn en een waarschuwing aan de mensheid. Hier hebben de nazi’s omstreeks anderhalf miljoen mannen, vrouwen en kinderen vermoord, voornamelijk Joden uit verschillende Europese landen.’ Op de weg terug leidt de gids ons door de barakken, we zien de latrines, we zien de slaapplekken, drie boven elkaar met houten bodem. Wat er gebeurde bij dysenterie laat zich gemakkelijk raden. Getallen spreken van 1.1 miljoen Joden, anderen schatten het aantal slachtoffers nog hoger. 

 
Aan het eind van deze dag probeer ik het geziene te ordenen. Hoe verging het de mensen die overleefden? De meesten begonnen een nieuw leven, wilden er nooit meer over praten. Uiterlijk leken ze normaal, van binnen waren ze kapot. Heeft de mensheid geleerd van het gebeurde of komen de jaren dertig griezelig dichtbij? Alarmerende toename van het antisemitisme, groeiende  bezorgdheid over de binnen- en buitenlandse politiek, ongekende wreedheden in veelvoud in zoveel landen! De wereld gruwt maar lijkt niet bij machte het te keren. Eindeloze rijen vluchtenden voor oorlogsgeweld, zoekend naar veilige oorden, velen bezwijken door ontbering. Slechts een greep uit het gebeuren van de laatste jaren. Op vier mei herdenken we het leed van toen, staan we stil bij het leed van nu, de Holocaust heeft veel gezichten en mag niet verjaren! Het kwaad zal blijven, maar wij, wij kunnen het kwade bestrijden door steeds maar weer op zoek te gaan naar het goede; in protesten en daden…