Overbrugd

Overbrugd

vrijdag 12 mei 2017


Ontmoetingen
 
Bevrijdingsdag 2017.

Ze zit tegenover me in het Kamper treintje. Zojuist heeft een horde jongeren zich in de trein gewrongen om het bevrijdingsfeest in Zwolle te vieren. Kennelijk laat het haar onberoerd. Ze opent de tas en haalt een haakwerkje tevoorschijn. Een dikke naald voor dikke wol met een ingewikkeld patroon. ‘Wat bent u gezellig bezig’, open ik het gesprek. Ze glimt en vertelt dat ze bezig is met een poppendekentje voor het dochtertje van een vriendin. Bereidwillig laat ze een tijdschrift zien met allerlei haakpatronen. Ze is op weg naar huis, naar Gouda en haakt onverdroten verder. Haar leeftijd schat ik op midden twintig. De trein stroomt leeg, we wensen we elkaar een goede reis toe.
Een prachtige roos voor haar.

 
Op het perron in Zwolle arriveert de sprinter uit Amersfoort. Ook uit deze trein rollen de jongeren haast over elkaar om maar zo gauw mogelijk op de feestende plekken in de stad te zijn. Het voelt onveilig omsloten te worden door grote groepen op elkaar lijkende jongens. In de sprinter naar Groningen kom ik op verhaal. Net voordat de trein vertrekt neemt nog snel een jongeman plaats, schuin tegenover me. Hij reist op een uitgeprint kaartje maar is helaas zijn ID-kaart vergeten. De conducteur doet niet moeilijk. ‘Zo reist het toch meer ontspannen’, zeg ik. Hij grinnikt en begint een praatje. Soms kan er iets in een mens zitten, zowel in uiterlijk, als in oogopslag en in manieren, dat het een sprakeloos moment geeft. Dat overkomt me. Maar dan hervind ik me en zeg dat hij veel weg heeft van mijn oudste kleinzoon, hoewel er zeker een jaar of tien tussen zit. Het is alsof we elkaar jaren kennen. Hij zit op de PABO, woont in Hengelo en is op weg naar zijn vriendin in Groningen om Bevrijdingsdag te vieren. ‘Ja’, gaat hij voort, ‘ik wilde een vriendin die op zou vallen tussen twintig meisjes. Tegenwoordig lijken ze allemaal op elkaar.’ Hij kijkt opzij naar de coupé naast ons, er zitten drie op elkaar lijkende meisjes van zijn leeftijd. ‘En heb je haar gevonden’, vraag ik ademloos, ‘en is ze mooi?’ Hij glundert, pakt zijn smartphone en zoekt even. Ik zie een mooi meisje met een grote bos krullend rood haar en een smetteloos blanke huid. Bij mijn woorden: ‘Ze is prachtig, wees blij met elkaar’, glimt hij. We delen niet alleen de liefde voor schrijven, maar kijken ook op dezelfde manier naar reizen, naar de hedendaagse verruwing, naar de stilte. ‘U lijkt me een lieve oma’, zegt hij. ‘Lief weet ik niet, maar wel heel betrokken, ook naar mijn kinderen toe.’ Nog net kan ik de trein in Assen verlaten. Op het station tik ik op het raampje waarachter hij zojuist wordt ingesloten door nieuwe feestvierders, ook op weg naar Groningen. We lachen en zwaaien naar elkaar.
Ook voor hem bloemen…