Ontmoetingen
Bevrijdingsdag
2017.
Ze zit
tegenover me in het Kamper treintje. Zojuist heeft een horde jongeren zich in
de trein gewrongen om het bevrijdingsfeest in Zwolle te vieren. Kennelijk laat
het haar onberoerd. Ze opent de tas en haalt een haakwerkje tevoorschijn. Een
dikke naald voor dikke wol met een ingewikkeld patroon. ‘Wat bent u gezellig
bezig’, open ik het gesprek. Ze glimt en vertelt dat ze bezig is met een
poppendekentje voor het dochtertje van een vriendin. Bereidwillig laat ze een
tijdschrift zien met allerlei haakpatronen. Ze is op weg naar huis, naar Gouda
en haakt onverdroten verder. Haar leeftijd schat ik op midden twintig. De trein
stroomt leeg, we wensen we elkaar een goede reis toe.
Een
prachtige roos voor haar.
Op het perron
in Zwolle arriveert de sprinter uit Amersfoort. Ook uit deze trein rollen de
jongeren haast over elkaar om maar zo gauw mogelijk op de feestende plekken in
de stad te zijn. Het voelt onveilig omsloten te worden door grote groepen op
elkaar lijkende jongens. In de sprinter naar Groningen kom ik op verhaal. Net
voordat de trein vertrekt neemt nog snel een jongeman plaats, schuin tegenover
me. Hij reist op een uitgeprint kaartje maar is helaas zijn ID-kaart vergeten.
De conducteur doet niet moeilijk. ‘Zo reist het toch meer ontspannen’, zeg ik.
Hij grinnikt en begint een praatje. Soms kan er iets in een mens zitten, zowel
in uiterlijk, als in oogopslag en in manieren, dat het een sprakeloos moment
geeft. Dat overkomt me. Maar dan hervind ik me en zeg dat hij veel weg heeft
van mijn oudste kleinzoon, hoewel er zeker een jaar of tien tussen zit. Het is
alsof we elkaar jaren kennen. Hij zit op de PABO, woont in Hengelo en is op weg
naar zijn vriendin in Groningen om Bevrijdingsdag te vieren. ‘Ja’, gaat hij
voort, ‘ik wilde een vriendin die op zou vallen tussen twintig meisjes.
Tegenwoordig lijken ze allemaal op elkaar.’ Hij kijkt opzij naar de coupé naast
ons, er zitten drie op elkaar lijkende meisjes van zijn leeftijd. ‘En heb je
haar gevonden’, vraag ik ademloos, ‘en is ze mooi?’ Hij glundert, pakt zijn
smartphone en zoekt even. Ik zie een mooi meisje met een grote bos krullend rood
haar en een smetteloos blanke huid. Bij mijn woorden: ‘Ze is prachtig, wees
blij met elkaar’, glimt hij. We delen niet alleen de liefde voor schrijven,
maar kijken ook op dezelfde manier naar reizen, naar de hedendaagse verruwing,
naar de stilte. ‘U lijkt me een lieve oma’, zegt hij. ‘Lief weet ik niet, maar
wel heel betrokken, ook naar mijn kinderen toe.’ Nog net kan ik de trein in Assen
verlaten. Op het station tik ik op het raampje waarachter hij zojuist wordt
ingesloten door nieuwe feestvierders, ook op weg naar Groningen. We lachen en
zwaaien naar elkaar.
Ook voor hem
bloemen…