Het kloppend hart in de Maria-basiliek
Aan de
noordoostelijke rand van de Rynek Glowny (Grote Markt) in Krakau staat de
Maria-Hemelvaartskerk, kortweg Maria-basiliek. Ze begon haar veelbewogen leven
in 1221 als parochiekerk. Maar toen kwamen de tartaren en moest ze tot drie
keer toe gedeeltelijk herbouwd worden. In 1355 werd de bouw voltooid en mocht
ze zich vanwege de vorm, zijbeuken lager dan de middenbeuk, een basiliek
noemen. Was ze van oorsprong romaans, nu mag de Maria-basiliek zich tot één van
de mooiste gotische kerken van Polen rekenen.
Maar er is
meer. In haar hart herbergt ze iets van ongekende schoonheid. Menig toerist
reist speciaal naar Krakau om te kijken
naar het schitterende hoogaltaar in de vorm van een drieluik. Het werd tussen 1477
- 1495 gesneden door de kunstenaar Veit Stoss.
Even is het
wennen, vanuit het helle daglicht in de schemer van de basiliek. Zacht biddende
gelovigen, rozenkransen, bezoekers die eerbiedig komen en gaan. Vanaf een
onopvallende plek maak ik een foto en meteen voel ik een hand op mijn schouder.
Een in uniform gestoken toezichthouder zegt zacht in het Engels dat dit
gedeelte van de kerk uitsluitend is om te bidden, fotograferen is niet
toegestaan. Voor bezichtiging van het hoogaltaar is een andere ingang. Hij
buigt minzaam zijn hoofd. Even ga ik zitten, maar voor bidden moet eerst de
stilte in jezelf worden gezocht en die is op dit moment ver te zoeken. We
verlaten de kerk. Voor een luttel bedrag kopen we tegenover de kerk kaartjes en
gaan via de zijdeur naar binnen. Hier heerst een andere eerbied.
Bezoekers
wijzen elkaar op details, halen kijkers tevoorschijn, fotograferen vol
overgave. In het koor is het monumentale werk van Veit Stoss, het lijkt zich
los te maken van de donkere achtergrond. Ontroerend en schokkend, dat
mensenhanden dit schoons wisten te scheppen met de eenvoudige middelen van
toen. Het hart van de kunstenaar moet hoofd en handen hebben gestuurd. De
triptiek is bijna 16 meter hoog, er zijn vier vleugels, waarvan de twee
buitenste onbeweeglijk zijn. Met geopende zijpanelen is het 11 meter breed en
daarmee het grootste gebeeldhouwde altaar uit de gotische eindperiode. Het
raamwerk is van eikenhout, voor de beelden koos de kunstenaar lindenhout. Heldere
kleuren en goudkleurige details. Stoss heeft rekening gehouden met het feit dat
gelovigen het altaar van beneden af zien en sneed beelden van bijna drie meter
hoog. De figuren wist hij treffend te verbeelden met eigen gezichten. Wie
gevoel heeft voor details ziet gespannen spieren op de ledematen, ontdekt
rimpels op de gezichten. Op het middenpaneel sterft Maria temidden van de
apostelen, daarboven is de Hemelvaart van Maria en helemaal bovenaan is te zien
hoe Maria in de hemel wordt gekroond. Op de zijluiken, negen panelen links en
rechts, zijn gebeurtenissen uit de het leven van Maria en Christus verbeeld. De
kunstenaar gebruikte naast ambachtslieden, ook studenten en dienstmeiden als
model. Nauwgezet kijken kost uren.
Een jonge
moeder met haar dochtertje knielen voor het hoogaltaar, met de blote knieën op
de stenen vloer; even voel ik een buitenstaander. Vanaf een rustige plek kijk
ik naar prachtige glas-in-lood ramen, de 26 kleurig uitgeruste kapellen, de
beelden, schilderijen en vele grafzerken. Toch zoeken mijn ogen steeds weer het
hoogaltaar. Naast hart, hoofd en handen moet Veit Stoss dit schoons biddend
volbracht hebben…