Bronkfeest
Het is half
negen en nu al warm op de tweede zondag na Pinksteren. We staan bij de Sint
Martinuskerk in Eijsden, de meest zuidelijk gelegen plaats in ons land. Rond
negen uur zal vanaf deze plek de jaarlijkse sacramentsprocessie starten. Een
gebeuren waar niet alleen de Limburgers op afkomen, maar ook de Belgen en
Duitsers wippen dan de grens over. Het Bronkfeest, ooit ontstaan uit
sacramentswonderen, is een groot gebeuren waar groot en klein in Eijsden zich
op verheugt. Langs de straten staan versieringen in wit en geel, de kleuren van
het Vaticaan, en heeft men geen Vaticaan-vlag, de rood-wit-blauwe vlag mag
ook. Over de straat heen staan houten ‘bogen’, waarop in kloeke letters de
Zaligsprekingen zijn te lezen. Een lesje op de vroege morgen, niet verkeerd.
Een
drukdoende dame nodigt ons uit om in de kerk alvast sfeer te proeven. ‘U weet
niet wat u ziet’, roept ze geëmotioneerd, ‘het is het grootste feest van het
jaar. Groepen schoolkinderen verkleed in ‘heiligheid’ doen mee, evenals verschillende
verenigingen. Verder zijn er twee harmonie orkesten’, ze wuift veelzeggend. ‘De
Koninklijke Harmonie Sainte Cécile, de ‘Roei’, speelt in de hoogste
concertafdeling, de Koninklijke Oude Harmonie, de ‘Blauw’, speelt in de eerste
divisie. De ‘Blauwen’ worden steeds beter en dat geeft rivaliteit.’ Het doet
denken aan de film ‘Fanfare’ van Haanstra.
Het is
lekker koel in de kerk, onze begeleidster gaat verder met de geestdriftige
uitleg.
‘Op de banken hangen de albe’s die straks worden gedragen door
processiegangers. Er bestaat zelfs een wachtlijst omdat ieder dit graag wil
doen.’ Ze vertelt dat er een was- en strijkgroep is en dat het vorig jaar
stortregende en de processiegangers letterlijk uit de kleren moesten worden gepeld.
‘Soms zijn de gewaden zo versleten dat ze moeten worden vernieuwd. Dan tornen
we de brede geborduurde strook er voorzichtig af en zetten die op de nieuwe
albe.’ Inmiddels worden de eerste deelnemers gekleed, de saamhorigheid is
groot, de kerk geurt naar wierook. Ongemerkt staan we bij de dertig blinkend
gepoetste wierookvaten, die worden gebruikt tijdens de processie. Dan mogen we
nog even naar de ‘hemel’ kijken, het baldakijn waaronder straks de pastoor al
zegenend zal lopen.
Buiten valt veel
te zien. Jeugdige misdienaartjes in wit en rood heftig klingelend met
belletjes, in wit geklede kleutermeisjes met lichtblauwe sjerp en dito
haarband. Ze dragen een lelietak en de juf doet voor hoe ze die moeten
vasthouden; een ondeugend meisje zwaait de tak weinig heilig hoog boven haar hoofd.
Er is een groep in pastelkleurige kleding, een groep kruisdragers in witte
gewaden, bezwete dragers torsen zware heiligenbeelden. Op de spandoeken lees ik
‘Credo’, ‘Sanctus’ en ‘Dank van de engelen’.
De wierookvaten worden gezwaaid, de
geurende mist vermengt zich met de ochtendlucht. Voorop lopen de ‘Bielers’, ze
dragen berenmutsen en hebben zware baarden, bijlen ontbreken niet. De traditie
leert dat zij snoodaards op afstand moeten houden. De stap is langzaam, de
gezichten staan strak. De voltallige gemeenteraad loopt mee, de burgervader met
de ambtsketen in het midden.
En gaat de ‘hemel’ voorbij, dan stopt het gesprek,
gaat men snel door de knieën om meteen daarna opgewekt verder te kouten. Wij
kijken met protestantse ogen, komen van boven de rivieren, begrijpen niets van
dit wonderlijk gebeuren. Wat raakt echter is de onderlinge verbondenheid tussen
de inwoners van Eijsden.