Tedere herinneringen
En plots is daar een schrijnende weemoed. Het overvalt me
tussen al die winkelende mensen in dat luxe warenhuis. Op de afdeling waar
natuurgetrouwe poppen de outfits tonen voor de komende kerst is dat gevoel er
niet. Het is er ook niet bij de rij gedekte tafels met design serviezen en het
meest kostbare glaswerk. Het ontstaat tussen de uitgezette kerstbomen, die van onder tot boven opgetuigd
zijn in één kleur. Ik staar naar de rode boom, wend me naar de boom met gele
versierselen, gluur naar de dieppaarse uitvoering, kijk dan naar de boom in het
koele blauw. Ik sluit de ogen en zie opeens de boom uit mijn jeugd zoveel
kleiner, ruik de geur van hars, beleef in dat ene moment alles opnieuw.
Mijn
vader droeg de boom in een met aarde gevulde emmer naar een tafeltje, waarop
mijn moeder een kleurig kleedje had gelegd. Het metaal van de emmer werd
verstopt achter een wollig kleed, het versieren kon beginnen. Voorzichtig namen
wij kinderen de spullen uit de doos in een blij weerzien, kozen zorgvuldig voor
een goede plek, hingen en verhingen. Was de engel altijd zo vlekkerig geweest
en hoe kwam het dat de staart van het vogeltje weer dunner leek te zijn
geworden? Tot slot werden de metalen knijpers aan de takken geklemd voor de
gekleurde kaarsjes. Even mocht de boom al branden, heel even maar. Een emmer
water stond in de buurt.
Er
botst een dame tegen me op en daarna een echtpaar, ik ontvlucht de drukte.
Buiten miezert het, de donkerte komt opzetten, maar mijn herinneringen gaan
onverminderd door.
De
laatste schooldag met een heuse kerstwijding. Gordijnen dicht, kinderogen keken
verrukt naar de kaars, die wat wiebelig in het gat van de met rood crêpepapier
versierde aardappel stond. We zongen van ‘de herdertjes in het veld’ en
luisterden naar het kerstverhaal. Met in de ene hand een boek en in de andere
een sinaasappel zweefden we naar huis in fijne stuifsneeuw.
Het
kerstfeest op de zondagsschool was mooier. Zondagse kleren aan, onder een
heldere sterrenlucht gingen we door de vrieskou, uit de jaszak puilde de beker
voor de chocolademelk. Warmte, lange tafels met witte lopers, dennengroen en
kaarsjes. En in de verte een enorme boom met op het hoogste punt een
flonkerende ster. We zeiden één voor één een tekst op uit het Kerstevangelie,
de dominee vertelde over Maria en Jozef en hun Kindje. Ontroering greep me bij
de keel: geen plek om de nacht door te brengen!
Chocolademelk uit groen-emaille ketels verdreef dat gevoel. Tot slot een dik leesboek voor al die uit het hoofd geleerde psalmversjes van het afgelopen jaar. Naar huis, spelen met de eigen schaduw in het maanlicht, zachtjes zingend 'Stille nacht, heilige nacht.'
De schrijnende weemoed is overgegaan in iets onzegbaar teders. Dankbaarheid vervult me bij deze herinneringen rond het aloude en steeds weer nieuwe verhaal...