Twee bloemen
Toen werd de ene bloem ziek,
heel langzaam. Was er aan haar wortels geknaagd in het verborgene, was er een
ziekmakend insect op haar neergestreken of was er met het wieden iets geraakt?
Haar blad ging hangen, ze werd brozer en brozer. De andere bloem leed mee, was
aandachtig en liefdevol, maar kon het niet keren. Toen knakte de zieke bloem en
was het voorbij; de andere bloem was alleen. Ze treurde naast de lege plek,
andere bloemen treurden mee. Vogels floten niet meer, vlinders hadden geen lust
te dartelen. De zon zag het gezicht van de bloem niet meer en de bloem zag niet
hoe mooi de tuin nog was; ze had geen oog voor vogels en vlinders. Heel
langzaam groeide ze krom.
De tuinman kwam langs, zag en
begreep. Hij zette een stokje naast de bloem als steun, maakte de aarde om haar
heen rul en gaf een beetje mest. Zieke bladeren werden weggeknipt zodat het
ruim en zonnig was rond de bloem; hij sprak opbeurende woorden. Soms streelde
hij even het bloemenhart en eens zelfs zong hij voor haar een olijk wijsje. Langzaam richtte de bloem
zich naar het licht en ving de zonnestralen. De kleine kromming in de steel
trok recht, ze ging voorzichtig bloeien en ook een beetje geuren. Steeds meer
bloeien, steeds sterker geuren! Vlinders dartelden rond haar, vogels floten voor
haar hun mooiste lied. De bloem kwam door alle lieve zorg tot leven, tot ècht
leven. En ze dacht in dankbaarheid aan de mooie tijd met die andere bloem… We hielden contact. Hij schreef dat hij naar Australië ging om zijn eerste kleinkind in de armen te sluiten. Af en toe zagen we elkaar bij een abdijverblijf. Bij de uitvaart van broeder Frans Huiting ontmoette ik hem voor het laatst. Hij liep rechtop, keek helder uit. Het ging weer goed met hem. Waren het liefdevolle mensen die hem overeind wisten te krijgen? Of was het vooral de grote Tuinman…