Overbrugd

Overbrugd

vrijdag 23 februari 2018


Twee bloemen

Onderstaand stukje schreef ik voor een gast in de St. Paulusabdij in Oosterhout na ons gesprek in de gastenkamer van de abdij. Hij had te maken met een zwaar verlies, ik mocht deelgenoot worden van zijn ontreddering.


Toen ik vroeg of hij hierover wel eens schreef, was zijn antwoord: 'Schrijven, ik heb haast een metershoge stapel geschreven. Maar helpt het? Het klonk bitter; er viel een stilte. Zachter vervolgde hij: 'Hier kan ik opademen in gesprekken met de broeders en met jullie en hier was zij graag.' Opnieuw werd het stil. Hij kuchte: 'We kwamen hier al als jong gezin. Onze twee jongetjes voetbalden met de monniken in de kloostergangen.' Er kwamen gasten binnen, het gesprek stopte. Toen hij in de late avond afreisde naar het westen lag er een briefje met de woorden: 'Ik ga het donker weer in, maar bedankt. Ik kan er weer even tegen.'

 
Twee bloemen, ze stonden al jaren naast elkaar. Ze bloeiden en geurden en genoten van alles,  genoten vooral van elkaar. Andere bloemen werden er blij van, evenals vlinders en vogels.
Toen werd de ene bloem ziek, heel langzaam. Was er aan haar wortels geknaagd in het verborgene, was er een ziekmakend insect op haar neergestreken of was er met het wieden iets geraakt? Haar blad ging hangen, ze werd brozer en brozer. De andere bloem leed mee, was aandachtig en liefdevol, maar kon het niet keren. Toen knakte de zieke bloem en was het voorbij; de andere bloem was alleen. Ze treurde naast de lege plek, andere bloemen treurden mee. Vogels floten niet meer, vlinders hadden geen lust te dartelen. De zon zag het gezicht van de bloem niet meer en de bloem zag niet hoe mooi de tuin nog was; ze had geen oog voor vogels en vlinders. Heel langzaam groeide ze krom.
De tuinman kwam langs, zag en begreep. Hij zette een stokje naast de bloem als steun, maakte de aarde om haar heen rul en gaf een beetje mest. Zieke bladeren werden weggeknipt zodat het ruim en zonnig was rond de bloem; hij sprak opbeurende woorden. Soms streelde hij even het bloemenhart en eens zelfs zong hij voor haar een olijk wijsje. Langzaam richtte de bloem zich naar het licht en ving de zonnestralen. De kleine kromming in de steel trok recht, ze ging voorzichtig bloeien en ook een beetje geuren. Steeds meer bloeien, steeds sterker geuren! Vlinders dartelden rond haar, vogels floten voor haar hun mooiste lied. De bloem kwam door alle lieve zorg tot leven, tot ècht leven. En ze dacht in dankbaarheid aan de mooie tijd met die andere bloem… 




We hielden contact. Hij schreef dat hij naar Australië ging om zijn eerste kleinkind in de armen te sluiten. Af en toe zagen we elkaar bij een abdijverblijf. Bij de uitvaart van broeder Frans Huiting ontmoette ik hem voor het laatst. Hij liep rechtop, keek helder uit. Het ging weer goed met hem. Waren het liefdevolle mensen die hem overeind wisten te krijgen? Of was het vooral de grote Tuinman…