Hollandse winter
Overdag vroor het 7 à 8 graden, maar door de harde oostenwind voelde het aan als 15 graden. In de nacht kwam de temperatuur op min tien graden uit. Bevroren leidingen, hongerende dieren, vetbollen die uitverkocht waren. Maar ook Amsterdamse grachten vol schaatsende mensen. Zelfs de buitenlandse pers kwam er op af.
Er gebeurde
in februari meer in ons goede landje. Het overlijden van oud-minister president
Lubbers, voor buitenstaanders heel onverwacht. Een hele T.V. avond was aan hem
gewijd. Een drie uur durende dienst in de grootste kerk in Rotterdam.
Voormalige politici en huidige politici. Een indrukwekkende foto, opgebaard
tussen een zee van witte bloemen. En dan? Stilte. Voorgoed. Opgaan zinken en
verblinken.
Dan was er
ruim een week later het overlijden van T.V. icoon Mies Bouwman. Ze kreeg zo
mogelijk nog meer belangstelling dan Ruud Lubbers van de pers. Haar foto
besloeg bij één van de dagbladen de hele voorpagina. Tot slot werd het
programma ‘Eén van de Acht’ herhaald. Ik keek en ik verbaasde me over de
gedrevenheid van Mies. Eigenlijk werd ik er heel moe van. Topper was
de lopende band, waar de winnaar 1 minuut lang naar mocht kijken om zoveel mogelijk
dingen te noemen die voorbij gingen. Achter een bakje stro zat een pony +
wagen. Nooit ontbrak de doos met het vraagteken.
Waarom ik
dit schrijf? Columnist Stijn Fens schreef er mooi over in Trouw.
‘Ons land
verenigde zich deze week rond twee vaderlandse relieken. Ik heb het over Mies
Bouman en de kou. De koningin – of moet ik zeggen keizerin – van de Nederlandse
televisie blies op 88-jarige leeftijd haar laatste adem uit en een Siberische
luchtstroom zorgde ervoor dat de temperatuur daalde tot gevoelswaarden uit onze
jeugd.'
Fens besluit
zijn column aldus: 'Mies was in de hemel aangekomen. God begroette haar met
liefde en zette haar achter een lopende band. Daar kwamen een voor een de
belangrijkste dingen uit haar leven langs. Moeiteloos noemde zij ze later
allemaal uit het hoofd weer op. Natuurlijk wilde ze van God weten wat er achter
het vraagteken zat. ‘Het vraagteken’, zei God, ‘dat ben ik.’