Op een kat
Een hoofdagent te Rilland-Bath
werd aangesproken door een kat.‘Meneer, ‘sprak deze, ‘dezer dagen
heeft men de melk weer opgeslagen.
U krijgt een lekkere sigaar
wanneer u wilt vertellen waar.’
Een kat zingt ’s avonds te Bolnes
duetten met een zangeres.Bij elke mi van die mevrouw
geeft dan die kat een mooie au.
Een mooie, zachte, zuivere,
waarvan zij zelf moet huiveren.
Want katten zijn, vooral in maart,
Bijzonder fijn bekattesnaard.
Een kat bezichtigde in Dongen
een ziekenzaal vol zieke tongenen had geheel zoals het hoort
voor elke tong een troostend woord.
De keer dat ook haar kater meeging
bracht heel wat tongen in beweging.
het spreekuur van zijn psychiater.
‘Ik heb, ‘zo sprak het dier beschroomd,
‘weer van de ruitjesmuis gedroomd.
Hij droeg op alle drie zijn koppen
een groene pet met paarse noppen,
en aan het puntje van zijn staart
had hij een rode suikertaart.’
‘Wat?’, riep de dokter toen, ‘een rode?
Dat heb ik hem nou zó verboden!’