Overbrugd

Overbrugd

woensdag 17 januari 2024

Gisteren scheen de zon en ondanks de vrieskou was het buiten best te doen. Ik besloot de kersttak op te halen, die ik ieder jaar op het graf leg van mijn lief. De tak lag er al van eind november en regelmatig keek ik of alles nog in orde was. Het was stil op de begraafplaats. De tak knoop ik altijd met een koord aan de voet van het kruis, zo ook deze keer. Mooie symboliek. Maar door alle water, alle stormen van de afgelopen weken kon ik de knoop niet uit het koord krijgen. Ik dacht: Sufferd, waarom niet een mesje of schaartje meegenomen om zo de knoop los te wrikken. Uiteindelijk lukte het me het koord gewoon naar boven te schuiven en toen hield ik de tak in handen. Ik begon omslachtig de ballen en denappels los te maken, maar ook dat ging lastig met verkleumde vingers. Al en toe reed een medewerker van de begraafplaats op een karretje voorbij. Hij zwaaide, want als gastvrouw van de begraafplaats kennen we elkaar. Er waren een paar ballen weg, maar gezien de stormen was dat niet verwonderlijk. Toen moest de engel nog losgemaakt. Die zit in het midden, zij is het hart van de tak. Ik had haar eind november met een prachtig zijden lint vastgeknoopt en voor de zekerheid er een dubbele knoop van gemaakt. En dat kwam ik nu tegen. Ik kreeg het niet voor elkaar de knoop los te trekken. Er zat niets anders op dan de hele tak maar mee naar huis te  nemen. En net toen ik dat besloot reed de medewerker voorbij. Ik stak een hand op en hij stopte. 'Hebt u ook een schaar bij u?', vroeg ik. 'Nee', riep hij boven het brommend geluid van de motor uit: 'wel een mes.' Heel voorzichtig sneed hij het lint door en toen was de engel vrij. We lachten tevreden tegen elkaar. Hij ging verder met zijn werk en ik ruimde alles op en bij de groen container ontwarde ik het koord en verbaasde me over de geur van de tak en de nog prachtige besjes en toen liet ik de tak langzaam in de container glijden. Tevreden liep ik naar huis en maakte daar een lekker badje klaar voor het smerige koord, het vieze lint en de vervuilde engel. Warm water, dat vonden ze vast alle drie fijn. Na een kwartiertje keek ik in de bak en wat ik toen toch zag? In het water dreef niet één engel maar het waren er nu twee, het leek een identieke tweeling. Ik pakte de originele engel en ontdekte dat deze uit verschillende gelijmde laagjes hout bestond. Nu liggen ze beiden in de vensterbank te drogen. Twee engelen, die mij bijstaan? Ze komen deze week als extra bemoediging op mijn pad...

 


 

************************************************************************************

Ramadan 

 

Mijn moeder, van de kook geraakt
door dingen die ik niet meer weet,
had tante Tine uitgemaakt
voor sloerie, viswijf en secreet.

Dus tante Tine's man, oom Jan,
mijn vaders broer, die nam dat niet.
Mijn vader werd er zwijgzaam van,
was erg alleen met zijn verdriet.

Als vader moslim was geweest,
dan was het na de ramadan, 
dan was het na het suikerfeest
weer goed gekomen met oom Jan.

Hun zoon, die soms wel bij ons at,
van wie ik boeken lenen mocht,
wel alle boeken die hij had -
hij heeft ons nooit meer opgezocht.

Mijn ome Gijs en tante Mien,
ze trokken ome Jan's partij.
Ik zou hun dochter nooit meer zien:
een kinderachtige vriendschap was voorbij.

Nooit werd die ruzie bijgelegd.
De daders liggen onder 't gras.
Twee keer heeft mij een vrouw gezegd
dat ze familie van me was:
 
kind van de dochter van oom Gijs,
kind van de zoon van ome Jan.
Ach, waren wij toch maar zo wijs,
hadden wij maar een ramadan,
 
waar 't met een schone lei begint
als bij een nieuwgeboren kind.
 
Willem Wilmink
Uit: Verzameld werk