Overbrugd

Overbrugd

vrijdag 26 januari 2024

Onderstaand gedicht bracht me terug op een gebeurtenis die ik liever gewist zou hebben. Mogelijk was die zo ingrijpend dat de episode in mijn herinnering is gegrift. Het speelde zich allemaal af in het ziekenhuis 'De Tjongerschans' in Heerenveen. Die naam is in onbruik geraakt. Ik weet niet eens of Heerenveen nog een ziekenhuis heeft.Ik ging er werken. Dus ik zocht een kamer en vond die aan de Fok. Een aardige dame op leeftijd zag het wel zitten met een laborante voor de poli. En zo betrok ik op een zeer koude winterdag een soort 'pijpenla' op de bovenverdieping. Zelf had ik voor een klein oliekacheltje gezorgd want er was geen centrale verwarming. Het speelde in de jaren zestig. De poli viel tegen, ik werd gezien als een indringer uit een vreemd  land. De voertaal was Fries.Verstaan ging vrij vlot, spreken was onmogelijk. Voor de warme maaltijden was ik in het ziekenhuis. Een kale tafel met alleen in het Fries kakelende kippen. Het Diaconessenhuis in Meppel dekte de tafels altijd sfeervol, met tafelkleed en bloemen. Ook op de Fok viel het tegen. Ik ontdekte dat het huis vol stond met kunst en voor kunst doorgaande prullen. En dat de mevrouw in Indonesië had gewoond en dat haar man inmiddels overleden was. Maar ze wilde wel graag aanspraak en vroeg of ik 's avonds bij haar een boterham kwam eten. Zo zaten we dan als vreemden tegenover elkaar. Ze had alle beleg om zich heen verzameld en ik zat tegenover haar met alleen maar een pot jam. De gesprekken gingen moeizaam. Ze gaf nog aan aantal tips: ik kon me 's morgens mooi wassen in het kruikenwater, vanwege de kou mocht ik beneden in de keuken een kruik maken. De oplossing vond ik zelf: voor dag en dauw naar het ziekenhuis en in het zusterhuis lekker badderen in de badkuip. En was ik laat, even onder de douche. Na drie dagen had ik het gezien. Ik ging naar de apotheker, zij ging over het laboratorium personeel en daar hoorde ik ook bij, en diende mijn ontslag in. Ze was zwaar teleurgesteld, maar liet weten dat ik dan pas over drie maanden weg kon. En het ongelooflijke gebeurde: ik zei de dame op de Fok gedag, greep mijn spullen en ging terug naar Meppel. Wel drie maanden treinen, maar ik had het er voor over. Ik was weer terug en toen pas zag ik hoe fijn het was in het Diaconessenhuis in Meppel. De verloren 'zuster' werd er met gejuich binnengehaald...

 

 




En dit is dan de 'volière', zoals kinderarts Kleibeuker ons noemde. Zelf sta ik op de tweede foto van boven. Ik kijk sedimenten en onze 'spoelman' vraagt of de 'potties' weg mogen...

 Dit is de aanblik van het Diaconessenhuis in Meppel in de jaren zestig... 

************************************************************************************

Op kamers 

 

Hier woon ik dus: wat vreemd is dat.
Een kamer in een grote stad.
Hier zijn mijn kleren en mijn  pen,
mijn tas, waar ik zo trots op ben,
mijn mooie boeken op een rij,
zo wordt die kamer wel van mij,
ik woon er al een beetje in,
al is 't een ander soort gezin
dan thuis.

Hier zit ik dan. Het wordt al laat.
Er spelen kinderen in de straat,
ik weet niet wie die kinderen zijn,
ik speelde vroeger ook zo fijn.
Het bed dat hier is neergezet
is smaller dan mijn eigen bed,
een merel fluit een avondlied,
maar 't is dezelfde merel niet
als thuis.

Mijn ruime kamer met pension
ligt niet zover van een station:
soms hoor ik een bekend geluid,
dan rijdt een trein de voorstad uit
en al die mensen in die trein,
wat zullen die gelukkig zijn:
die komen echt weer op verhaal,
die zijn vannacht nog allemaal
weer thuis.

Willem Wilmink
Uit: Verzameld werk