Overbrugd

Overbrugd

woensdag 19 juni 2024

Was er een aanleiding voor deze herinneringen? Het lijkt me niet, maar vanmorgen moest ik plots denken aan onze logeerpartij. We waren een jaar of zestien, mijn boezemvriendin en ik en we gingen logeren bij twee tantes van mij. De één woonde in Apeldoorn, ze hadden geen kinderen en woonden deftig. De andere tante had één kind, ook nog eens een ondeugend kind, ze woonden in Arnhem en ze hadden drie kostgangers. Zo heette dat.Wij gingen op de fiets naar Apeldoorn en hadden allebei twintig gulden in de portemonnee, de wereld lag open voor ons! In die tijd reden er nog veel militaire jeeps en trucks vol met militairen naar allerlei legerplaatsen. Ze zwaaiden en wij zwaaiden terug.We kregen de smaak te pakken. De volgende dag gingen we met de tante uit Apeldoorn gezellig de stad in en belandden bij C & A in een kleedkamer. Mijn tante ging ook mee in het hokje en ik zag haar genieten. Mijn vriendin en ik kochten dezelfde rok en toen waren we bijna in één keer door ons geld heen en het was nog maar de eerste dag. De volgende dag ging mijn tante tennissen, wij bleven achter met mijn oom. Hij bedacht dat we maar eens naar 'Berg en Dal' moesten gaan, dat was een paar straten vanaf hun villa. Maar we hadden geen geld om een kaartje te kopen. We hingen wat rond en gingen terug. Mijn oom deed open en nooit vergeet ik zijn gezicht. Terwijl zijn pijp haast uit de mond viel van verbazing zei hij: 'Jullie konden het niet vinden.'

Na een paar dagen namen we afscheid, stapten op de fiets en reden naar Arnhem. Weer zwaaien naar de militairen. Maar er knaagde iets. Wat moesten we beginnen als één van ons een lekke band kreeg? We hadden samen nog geen twee gulden. De lol van de rok was er al lang af. Het geluk zat ons mee, geen lekke band en door het drukke Arnhem vonden we het huis van de tante en de oom, die niet deftig woonden maar wel allerhartelijkst waren. 's Avonds schoven de kostgangers bij ons aan tafel en gingen we kaarten. Mijn tante deed ook mee. Af en toe vroeg ze hoe de dag was geweest op hun werk. Zo hoorden we over de journalistiek en het laboratoriumwerk. Overdag gingen we ook met haar de stad in, gezellig ieder aan een kant van de tante. Gearmd. We gingen naar veilingen, want er moesten spullen gekocht worden voor de uitbreiding van het kosthuis. Jongens riepen op straat: 'Moeder, wat heb je mooie dochters! Mogen wij ze hebben?' Mijn tante riep dan: 'Niet hebben, maar wel kopen!' Ze was een echte zakenvrouw. Nooit hebben die ooms en tantes geweten dat we al de eerste dag door ons geld heen waren. En de rok? Mijn vriendin heeft die nog regelmatig gedragen maar voor mij zat er toch ergernis aan. De rok verdween achterin de kast...

Dierbare herinneringen die me even de hardheid van het nu doen vergeten...


 
Met het zicht op dit stukje Hasselt hebben we vaak staan kletsen...


************************************************************************************

Ik leefde wel naar de vakantie toe 

 

Ik leefde wel naar de vakantie toe,
maar werd daarin al gauw vakantiemoe:
verveeld, verlangend weer naar school te gaan.
Vreugdevol brak zo'n eerste schooldag aan:
onder het zingen van 'der kan nog meer biej up'
vielen we over elkaar heen, een club
van gekken, middeleeuws. Dat was erg leuk,
maar werd al gauw verbroken door een breuk.

Ik werd de allerbeste van de klas,
als ik een beurt met lezen had, dan las
ik zo rap dat ik de wekker werd genoemd
door meester Hassink. Blij en onverbloemd
toonde ik wat ik begreep, met veel gerucht.
Mijn wijsvinger was zelden uit de lucht.

Willem Wilmink
nazomer 1946
Uit: Verzameld werk