Overbrugd

Overbrugd

dinsdag 15 oktober 2024

 (Vervolg)

Op warme dagen gingen we 's middags ploeteren in een ondiepe plas midden tussen de weilanden. Een wandeling van een half uur langs akkers met al rijpende gewassen, door botergele weilanden, over smalle loopplanken. De wind deed onze kleren zachtjes bollen. Soms legden we onze opgerolde handdoek met badpakje even terzijde, hielden elkaar griezelend vast bij een roestig schrikdraad en wachtten op de pijnlijke kreet van de laatste in de rij. Een kreet die nooit kwam. En dan eindelijk spetterend en spattend in het kleine stukje water ronddrijven en kijken door helder water naar de zanderige bodem. En nog weer later op de graskant liggen en turen naar de scherp omlijnde wolken, elkaar wijzend op 'koppen en dieren'. Was het niet Nijhoff, die liggend naast zijn moeder, dezelfde dingen opmerkte en daar prachtige poëzie over schreef? Bij thuiskomst aan het eind van de middag spoelde mijn tante al het zandrijke badgoed uit en hing het te drogen op het hegje. Wij schoven aan tafel, voor ieder lag er een stapel boterhammen klaar, gewoon op het tafelzeil. Mijn boterhammen lagen op een bordje. Nog voel ik daar over mijn ongelukkig zijn. Ik wilde bij hen horen, wilde één van hen zijn. Na de afwas brak het mooiste uur aan van de dag. Een grote groep kinderen verzamelde zich tussen de hooiberg en de schuur. Om in de stemming te komen speelden we eerst tikkertje. Was iedereen een beetje los gekomen dan ging het spel over in verstoppertje. Hoeveel nieuwe plekjes waren er niet te bedenken? We holden door de boomgaard, we holden langs wild kakelende kippen, we slopen in de schemer door de verboden bloementuin van mijn oom en hoorden de krekels in geheimzinnige zang. De beginnende donkerte deed de spanning stijgen. En hadden we ons kookpunt bereikt dan riep tante ons kordaat binnen met een 'Vooruit, naar binnen. Morgen is er weer een dag!'

Onder het zachte lamplicht zaten mijn ooms. Ze lieten vol aandacht de koffie uit de hoge geribbelde koppen lopen in de bijbehorende schotels en dronken het donkere vocht zacht slurpend. Mijn tante schoof ons een beker toe waarvan de inhoud voor het grootste gedeelte uit melk bestond. En zat ieder met de rug tegen de stoelleuning, de mannen zaten met het gezicht naar de leuning, de benen weerszijden van de stoelpoten. Weer hoog ik het zacht en tevreden gemurmel over de voorbije dag. De oogst die rijp en vol wachtte om binnengehaald te worden, de groentetuin die minder gaf dan voorheen, het varken van de buren dat een ongekend aantal biggen had geworpen, de eierprijs die stabiel leek. Weer zie ik het donkerblauwe zeil over de ronde tafel, weer proef ik de oudewijvenkoek, weer raakt me de vertrouwelijkheid van mensen die in de beslotenheid van een boerderijkeuken optrekken in vertrouwen en dankbaarheid vanwege het vele goede. Zoals op dat fluwelen wandbord stond te lezen. En bij het verlangen die verhaal te vertellen, vallen vooral hun vertrouwen en dankbaarheid over me heen als een zorgzame deken. En dat allemaal door dat ene moment in onze tuin bij de geur van koffie...

  

 


 

************************************************************************************

Elisabeth 

 

(kathedraal van Reims)

Hoe nieuw, dit eeuwenoud portret
in zandsteen, van Elisabeth,
zo laat nog zwanger. Zo bevreemd.
Bezorgd om wat een aanvang neemt.

Willem Wilmink
Uit: Verzameld werk