Overbrugd

Overbrugd

donderdag 21 november 2024

Vanmorgen ging ik tralala op mijn fiets naar de yoga. Er was zojuist een sneeuwbui over ons goede dorp getrokken, maar nu was het droog. Op de Van Engelenweg stond een grote groep scholieren en toen ik dichter bij kwam zag ik er een paar op de grond liggen. Die jongelui zitten altijd al fietsend te ravotten dus dacht ik: 'Dat komt er van hè, lekker net goed! Maar toen ik verder fietste zag ik overal mensen liggen omringd door hulpvaardigen die ze troostend de hand toestaken en weer overeind hesen. Het was een onwerkelijk gezicht. Ik kreeg het pas door toen ik de hoek om wilde slaan bij de rooms-katholieke kerk. Het meisje dat in tegengestelde richting de hoek om fietste zeilde zeker een meter of vijf over de weg. Op dat moment was het  gelukkig rustig op de anders zo drukke weg. Het was dus glad! Het fietsen hield ik voor gezien en vliegensvlug sprong ik van mijn vehikel en liep verder over de stoepen. Maar ook daar was het glad. Er heeft een engel op mijn schouder gezeten en als wij ouderen vallen, dan breken ze zeker wat. Er doemde een scenario op van ambulance en ziekenhuis. Gevolgd door mogelijk een verpleeghuis. Maar gelukkig ik was er en nog wat trillerig stapte ik het onderkomen van de yoga binnen. Heel raar, iedereen die binnen kwam haalde opgelucht adem en begon dan te vertellen hoeveel mensen ze onderuit hadden zien gaan. De laatste twee cursisten waren zelf gevallen, terwijl ze liepen. Ze deden met een pijnlijk gezicht de oefeningen mee hoewel de docente zei vooral rustig aan te doen. Bij het schrijven van dit stukje stoeit de wind met een sneeuwbui in de tuin. Daarboven zit een donkere lucht die nog veel meer sneeuw belooft. Het is winter. Naar dit jaargetijde heb ik afgelopen zomer toch vurig verlangd? Maar ook hieraan zitten dus onaangename kanten....

 


 Een winters schilderij van Jaap Hiddink, die vooral veel heeft geschilderd op de Veluwe...


***********************************************************************************

Hun eerste woning 

 

Er waren twee jonge gelieven,
die minden elkander zo teer,
die gingen tezaam ten stadhuize
en werden mevrouw en meneer,
en kregen een woning op zolder
bij grootvader Piet van de Plas
en waren daarmee in hun nopjes
omdat er zo'n woningnood was.

En als zij daar zoenden en stoeiden
keek opa op grootvaders klok,
daar nam hij zo lustig de tijd op, 
ook sloeg hij de maat met zijn stok,
en maakten de jonge gelieven
een uiterst erotisch geluid, 
trok opa zich op aan de dakgoot
en lachte hen toe door de ruit.

Dat grootvader zo alle dagen
een blijk van belangstelling gaf, 
de jongen die kon het niet schelen,
maar de arme meid knapte af, 
haar stem kreeg een ranzige bijklank
haar ogen die kregen iets grauws
totdat ze tenslotte kapot ging
aan opa zijn Blijvend Applaus.
 
Willem Wilmink
Uit: Verzameld werk