Nog even terug naar voorgaand stukje waarin ik schreef over de opnames voor radio IJsselmond, die bedoeld waren als aanvulling op de kerkdienst. Die opnames werden gemaakt in het Pesthuis aan de Vloeddijk. Dat was ooit een ziekenhuisje geweest. Het ziekenhuis verdween en door de jaren heen werden er in het complex allerlei organisaties onder gebracht. De meest aardige was wel de IJsselakademie, dat moest op deze manier worden geschreven. Een jaar heb ik er gewerkt en met veel plezier kijk ik hierop terug. Het was een onderzoeksinstituut en kenniscentrum voor taal, geschiedenis en traditie in Overijssel. Daarnaast was het een uitgeverij. Auteurs liepen in en uit en regelmatig werden er nieuwe boeken uitgebracht tijdens feestelijke bijeenkomsten. De IJsselakademie huisde op de eerste etage. De ingang was aan de Molenstraat. Beneden zaten de archeologen met allerlei kapotte potjes en merkwaardige brokken steen. Ze maakten veel rommel en regelmatig veegde ik met een grote bezem alles gewoon naar buiten.Via een smalle en steile trap kwam je boven en daar begon de verbazing. Want er stond een grote plant die gewoon gedijde bij het hemelwater dat spontaan door de opening van het dak kwam. Vervolgens was er een eenvoudig keukentje, een toilet met een haakje op de deur. Er waren op die verdieping meerdere kleine vertrekken. Zo was er een kamer voor historicus Freek, een kamer voor Pholomène de dialecticus. Er waren vertrekken waar ingewikkelde gesprekken werden gevoerd met auteurs over bepaalde onderwerpen. Er was een magazijn waar stapels boeken op rekken lagen te wachten op boekhandelaren of gewoon op een bestelling van liefhebbers voor deze materie. Maar ook daar lekte het. We legden grote stukken plastic over de boeken heen en zetten pannetjes en bakjes neer voor ja, het hemelwater! Eens kwam een bekende boekhandelaar binnenlopen. Hij was studentikoos gekleed, sjaal over de schouder en gluurde nieuwsgierig door de half openstaande deur naar onze voorraadzolder. Lees: naar onze armoede. En kijk, dat ging niet samen: onze armoede met zijn zelfverzekerde uitstraling. Ik sloot met een glimlach (wel vals) de deur voor zijn neus en vroeg honingzoet wat ik voor hem kon doen. Hij wilde weer een nieuwe stapel 'Regels veur èt weer' van Klèùsien uit Zalk. Zij was onze 'melkkoe' want haar boeken waren niet aan te slepen. Op vrijdagmorgen hadden we de meeste pret. Dan waren we onder elkaar en kwam ieder koffie drinken in onze ruimte. Dan moest ik kijken welk oog het mooiste stond uit een doos met kunstogen. De drager van dit oog ging er heel relaxed mee om. In die tijd knipte ik thuis alle rouwadvertenties uit en stopte die in een doos. 'En straks al ik niet meer werk', zo eindigde ik mijn verhaal, 'ga ik ze lezen onder de dikke boom in onze tuin. Sommige advertenties knip ik zingend uit.' Er werd zo hard gelachen dat één van de archeologen naar boven kwam en zei: 'Hier wordt gelachen, mag ik meedoen?' Dat mocht, hij kreeg ook koffie want ach, die IJsselakademie was een zeer warm onderkomen waar betaalde en onbetaalde krachten in harmonie met elkaar optrokken...
Van boven naar beneden: Pesthuis voorzijde, ingang Molenstraat, bovenste verdieping van de IJsselakademie, trappenhuis, ruimte voor vergaderingen...